Emotional development in psychoanalysis, attachment theory and neuroscience. Creating Connections
In dit boek geeft Viviane Green een multidisciplinair overzicht van diverse concepten van de psychologische en emotionele ontwikkeling van de kindertijd tot de vroege volwassenheid. Het uitgangspunt is dat het individuele psychische leven ontstaat vanuit een biologische basis maar er niet tot gereduceerd kan worden. In het eerste deel geven de internationale auteurs vanuit hun eigen domein een unieke bijdrage om wetenschappelijk onderzoek en concepten van psychologie en neurofysiologie te integreren met het psychoanalytisch denken. In het tweede deel van het boek ligt de focus voornamelijk op de subjectieve ervaring van enkele boeiende casussen. Een rijk en evenwichtig perspectief wordt geboden op de emotionele ontwikkeling. Drie onderwerpen komen aan bod: biologische en neurologische factoren in het onbewuste en het geheugen; het verband tussen genetica en hechting; het belang van een ontwikkelingskader om psychoanalytisch te kunnen werken. Biologische en neurologische factoren in het onbewuste en het geheugen: Schore beschrijft in het eerste hoofdstuk dat de emotionele relatie tussen kind en zorgverlener de omgeving is voor hersenontwikkeling. Die hersenontwikkeling is een aanpassing aan de omgeving. Het zich ontwikkelende brein van jonge kinderen is afhankelijk van de aard van de vroegkinderlijke ervaringen met de zorgverlener en heeft significante gevolgen voor de emotionele groei. De huidige beeldvormingstechnieken maken het mogelijk de ontwikkeling van de rechterhersenhelft en zijn rol in de vroege emotionele ontwikkeling in kaart te brengen. Solms en Turnbull beschrijven de ontwikkeling en werking van het geheugen. Dit hoofdstuk leek me een samenvatting van het vroegere werk van Kaplan-Solms & Solms (2000). De link tussen genetica en hechting: Steele vertrekt in haar beschrijving vanuit de 'veilige basis' van Bowlby en benadrukt het verband tussen observeerbare interrelationele aspecten van kinderen en hun zorgverleners en de transformatie ervan in een blijvende geïnternaliseerde wereld van representaties. Genetische kwetsbaarheid en de transgenerationele overerfbaarheid van hechtingspatronen zijn nog geen bewijs dat de volledige emotionele ontwikkeling is vastgelegd in het dna. Fonagy suggereert dat de genexpressie gedeeltelijk afhankelijk is van de omgeving. Hij beschrijft de 'gen-omgevinginteractie', waarbij omgeving gedefinieerd wordt als de hechtingsrelatie. Volgens Fonagy zijn we voorzien van een biologische en evolutionaire mogelijkheid om een interpersoonlijke interpretatieve capaciteit te ontwikkelen: de capaciteit van mind-reading en het begrijpen van de mentale toestand van de ander. Het belang van een ontwikkelingskader om psychoanalytisch te kunnen werken: De theoretische concepten worden op een vlot leesbare manier geïntegreerd in de afzonderlijke casussen. Met dit klinische materiaal wordt aangetoond hoe verschillende scholen kunnen samenwerken om therapeutisch succes te boeken bij moeilijke jonge patiënten. Deze unieke beschrijving van een 'integratieve psychoanalyse' is aan te raden voor al wie geinteresseerd is in een bredere kijk op onze emotionele ontwikkeling.
A. de Witte