Handboek korte dynamische groepstherapie
Berk schrijft gewoonlijk toegankelijke overzichten met boeiende randbeschouwingen, waarbij de lezer op een heldere manier in het onderwerp wordt ingeleid (Berk 1986, 2001). Ik heb goede herinneringen aan zijn handboek over korte therapie dat ik in een ander tijdschrift lovend heb beschreven (Hebbrecht 2002). Dus ik ben niet weinig benieuwd wat hij over de kortdurende groepstherapie te zeggen heeft. De verwachtingen zijn hooggespannen. In deze tijd van besparingsmaatregelen en evidence-based psychotherapy, is er een grote vraag naar korte en effectieve therapieën. Maar hoe slaag je er als psychotherapeut in groepstherapie kort te houden? Ten eerste kies je een duidelijk omschreven doelgroep van min of meer gelijken. In zijn boek geeft Berk voorbeelden van adolescentengroepen, bejaardengroepen, traumagroepen, verliesgroepen, groepen patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis en groepen verslaafden. Met deze groepen patiënten moet je niet alleen vertrouwd zijn met groepstherapie, maar ook met de respectievelijke typische thema's. In de tweede plaats besteed je aandacht aan indicatie- en selectiecriteria, waarbij de therapiemotivatie een belangrijke rol speelt. Groepsleden moeten elkaars problemen herkennen, zodat snel groepscohesie ontstaat. Ten derde maak je gebruik van steunendontdekkende technieken. Iedere therapie begint met het vormen van een goede werkrelatie en het wekken van nieuwsgierigheid bij de groepsleden. De therapeut kiest zijn interventies zodat die zoveel mogelijk aansluiten bij de gevoelens van iedereen. Pathogene overtuigingen worden niet bevestigd, maar ontkracht. De therapeut geeft erkenning door te appreciëren wat de groepsleden lukt en hij bereidt het beëindigen voor. Ten vierde geef je bij de aanvang een begrensde duur aan. Vaak werkt men met gesloten of halfopen ('volgens het dakpanmodel') groepen. Zo zal een groep patiënten met een borderline problematiek doorgaans langer in therapie zijn dan een groep studenten. In zijn boek bespreekt Berk alleen de ambulante groepen. Het is jammer dat er geen apart hoofdstuk is over inpatient-groepen die een onderdeel vormen van residentiële en klinische programma's, waar (althans in Vlaanderen) het merendeel van de kortdurende groepstherapie plaatsvindt. Ten vijfde werk je met de dynamische focus van elk groepslid. Het beste kun je de focus beknopt en helder formuleren in toegankelijke taal of als een metafoor. De focus en de tijdsbeperking zetten het proces in beweging: 'Er waait geen wind voor hem die geen haven heeft om naar toe te zeilen'. De focus wordt opgesteld tijdens de intakefase. Na de introductie in het begin van de eerste groepszitting, maken de groepsleden met elkaar kennis en vertellen ze aan elkaar waar ze de komende maanden aan zullen werken. Ten slotte ben je je voortdurend bewust van je basishouding. De therapeut getuigt van gezond verstand, staat met beide benen op de grond en spreekt vooral de volwassen delen van zijn patiënten aan. Berk vergelijkt hem met een facilitator, een dirigent, een reisleider of een verlicht manager. De therapeut luistert vooral. Hij is authentiek, direct en spontaan, hartelijk en vriendelijk. En hij is actief: hij grijpt in wanneer het proces niet productief is, stelt eisen, brengt een goed groepsklimaat tot stand, beperkt de regressie en herinnert regelmatig aan de gestelde termijn. Therapeuten zijn, volgens Berk, observerende participanten die met tact een echt emotioneel contact met hun patiënten tot stand brengen. Abstinentie en neutraliteit zijn niet de meest geliefde trefwoorden, wel feedback en zelfonthulling. Berk voldoet ruim aan mijn verwachtingen. Aan mijn kritische kanttekeningen moet niet zwaar getild worden: zo is er sprake van herhalingen, vind je niets over leertherapie of leergroepen, en is er ook geen apart hoofdstuk over onderzoek en effectiviteit. Maar het is wel een schitterend handboek, zowel voor de ervaren clinicus als voor de beginner, wegens de begrijpelijke theorie, de praktijkvoorbeelden, de illustratieve beeldspraak en de mooie vergelijkingen. Dit handboek overgroepstherapie overtreft de vorige versie uit 1986 en beperkt zich overigens niet tot korte therapie. Een absolute aanrader voor al wie met groepen werkt.
m. hebbrecht
M. Hebbrecht