Research on Psychoanalytic psychotherapy with adults
In onze op evidentie gebaseerde psychiatrie hangt de overleving van de psychoanalyse af van empirisch onderzoek naar de effectiviteit ervan. Onderzoek blijft de zwakke plek van de psychoanalyse, maar dit is aan het veranderen. De laatste jaren zijn enkele goede overzichten verschenen over de stand van zaken op dit terrein (Fonagy 2002). In een van de vorige boekennummers van dit tijdschrift is onder meer het boek van Galatzer-Levy e.a. (Hebbrecht 2000) gerecenseerd. Op dit ogenblik bestaat er evidentie voor de effectiviteit van psychoanalytische behandelingen, maar er zijn nog te weinig onderzoeken die aan de vereisten van modern empirisch onderzoek beantwoorden. De kwaliteitsnormen die momenteel in uitkomstonderzoek gangbaar zijn, worden in het voorliggende boek duidelijk beschreven. Het boek omvat zeven hoofdstukken over work in progress met betrekking tot de behandeling van eetstoornissen, de uitkomst van psychodynamische groepstherapie, het meten van structurele verandering, de behandeling van patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis, forensische psychiatrie en het verschil tussen psychotherapie en psychoanalyse. De hoofdstukken geschreven door Grant & Sandell en door Bateman zijn het meest interessant. Ik vat enkele van hun bevindingen samen, om de potentiële lezer een indruk te geven van wat hij verwachten kan. De typische patiënt die psychoanalytische psychotherapie zoekt, heeft de volgende kenmerken: ze is een goed opgeleide vrouw van middelbare leeftijd met een baan in de gezondheidszorg, het onderwijs of de artistieke sector en woont in de grote stad. Haar lichamelijke conditie is onder het gemiddelde en ze maakt veel gebruik van de somatische geneeskunde. De patiënt die psychoanalyse vraagt, heeft een hogere sociale status, is doorgaans universitair geschoold, voelt zich opgebrand in een verantwoordelijke functie en heeft andere psychotherapieën geprobeerd die haar (hem) echter niet voldoende hebben geholpen. Psychotherapeuten blijken meer eclectisch te werken dan psychoanalytici. Ze bereiken betere resultaten wanneer ze als vriendelijk en steunend worden ervaren dan wanneer ze een afstandelijke houding aannemen, zoals in de klassieke kuur. Psychotherapie en psychoanalyse zijn volgens Grant & Sandell twee verschillende domeinen. Daarom is het volgens hen niet logisch dat psychoanalytici zonder psychotherapeutische vorming, psychotherapeuten superviseren. Bateman voldoet met zijn onderzoek naar de effectiviteit van psychoanalytisch geïnspireerde dagbehandeling bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis aan de vereisten van goed onderzoek: gerandomiseerd, gecontroleerd en een lange follow-upperiode. Na het beëindigen van hun behandeling blijken de patiënten hun vooruitgang te behouden. Sterker nog … ze verbeteren verder tijdens de follow-upperiode, iets wat bij de andere benaderingen niet aanwijsbaar is! Deze potpourri van uiteenlopende onderwerpen is interessant voor psychotherapeuten die met onderzoek bezig zijn. Er wordt veel aandacht besteed aan methodologische kwesties en meetinstrumenten. Hebbrecht, M. (2000). Does Psychoanalysis Work? (Boekbespreking).
Tijdschrift voor Psychiatrie, 42, 933-935.
M. Hebbrecht