Disorders of brain and mind. Volume 2
Dit boek is het vervolg op Disorders of brain and mind. Volume 1 (dbm 1) uit 1999 (Ron & Davis 1999; Sabbe 2000). dbm 2 is geen heruitgave, maar een voortzetting volgens hetzelfde concept: een bespreking van topics 'waar de neurowetenschappen een substantiële bijdrage leveren aan nieuwe inzichten in psychische processen en psychiatrische stoornissen'. Deze bespreking vindt plaats in paarsgewijze hoofdstukken: een hoofdstuk met basale neurowetenschappelijke inhoud gekoppeld aan een hoofdstuk over de klinische aspecten. Dit blijkt een succesformule. Het eerste deel kende een ruime verspreiding en oogstte niet alleen lof van deze recensent (Sabbe 2000) maar ook van de recensent van het British Journal of Psychiatry: 'This is without doubt the best introduction to neuroscience for psychiatrists'.
dbm 2 is kwalitatief beter dan dbm 1. Naast Maria Ron (neuropsychiatrie, Institute of Neurology, Londen) werd een nieuwe coredacteur aangetrokken in de persoon van Trevor Robbins (cognitieve neurowetenschappen, Cambridge) waardoor in dit boek de klemtoon nog meer is komen te liggen op cognitieve en experimentele modellen van psychiatrische stoornissen. Het aantal auteurs blijft beperkt tot een dertigtal en vormt, op een enkele Amerikaan of Duitser na, de keur van wat het Verenigd Koninkrijk op dit terrein te bieden heeft. De redactie is zeer zorgvuldig gebeurd, zodat de tekst mooi gestroomlijnd is. dbm 2 blijft erg British, sober en strak, maar de vorm is duidelijk prettiger dan die van dbm 1. De jagersgroene omslag is nu marineblauw geworden - met een geel lettertje! - de lay-out is fraai, de tekst staat in een mooi lettertype en wordt geïllustreerd met figuren en tabellen, in de sectie over dementie zelfs in kleur!
De keuze van de thema's beantwoordt aan je verwachtingen bij de aanschaf van een dergelijk boek: genen en gedrag, ontwikkeling van het brein, (nieuwe manieren van) beeldvorming van het normale en het abnormale brein, bewustzijn en wil, agressie, en ten slotte nieuwe inzichten in dementie, affectieve stoornissen en middelenmisbruik.
Enkele korte impressies: Het deel over genen en gedrag begint met een hoofdstuk over de cognitieve vermogens en tekorten in de normale bevolking. Plomin integreert inzichten uit de kwantitatieve en de moleculaire genetica om gen-gedraginteracties te beschrijven. Hij pleit voor het samenbrengen van functional genomics (de werking van genen voornamelijk op het cellulaire niveau) en behavioral genomics (genen in relatie tot variaties in normaal en abnormaal gedrag), en ook voor het integreren van omgevingsvariabelen in genetisch sensitieve onderzoeksdesigns. In een dubbelhoofdstuk illustreren Skuse en Baker dit met een beschrijving van de samenhang tussen 22q11-microdeleties en de kwetsbaarheid voor leerstoornissen en schizofrenie. De gedragscorrelaten van de cognitieve stoornissen die met deze microdeleties gepaard gaan, moeten nog verder worden gespecificeerd om van een echt endofenotype te mogen spreken.
De hoofdstukken over de ontwikkeling van de hersenen gaan in op de functies van gliacellen, hun bijdrage aan de normale ontwikkeling en op de aanwijzingen voor deficiënties van de gliosen bij schizofrenie en mogelijk ook bij de bipolaire stoornis. Er wordt uitgebreid (5 hoofdstukken) stilgestaan bij de nieuwe ontwikkelingen in de beeldvorming van het brein, zoals de toepassingen van neuropathologisch sensitieve mri-technieken, zoals magnetisation transfer imaging en diffusion tensor imaging in het onderzoek naar schizofrenie. De eerste resultaten met deze nieuwe technieken ondersteunen de hypothese van de neuropilreductie bij schizofrenie. Het groeiende wetenschappelijke en wellicht op middellange termijn ook klinische belang van functionele mri (fmri) en petneurochemie wordt door Bullmore en Grosby helder uiteengezet en met voorbeelden gelardeerd.
Frith zet een helder hoofdstuk over het bewustzijn neer. Fantoomledematen, controlewaangedachten en conversieve verlammingen wijzen naar het bewustzijn als een systeem van action control waarin stoornissen op verschillende niveaus kunnen optreden. Er volgt een boeiend hoofdstuk over de stoornissen van de wil en van het zelfbewuste handelen bij patiënten met schizofrenie van de hand van Spence. Robbins zelf besluit het boek met een degelijk overzicht van de neuropsychologische stoornissen bij chronisch druggebruik.
Of dit boek voor de psychiater de beste introductie is tot de (cognitieve) neurowetenschappen, durf ik te betwijfelen. Als leer- of handboek schiet het tekort: het is niet als zodanig opgezet en het veronderstelt voldoende voorkennis. Maar elke psychiater die over de nodige verwondering beschikt over de richting die de neurowetenschappen aan ons vakgebied geven, kan ik dit boek zeer aanbevelen.
B.G.C. Sabbe