Remembering trauma
Remembering trauma, een stellig geschreven boek van Richard McNally, hoogleraar psychologie aan Harvard University, komt voort uit het debat over de hervonden herinneringen aan seksueel misbruik in de kindertijd. Het boek biedt een overzicht van klinische en experimentele onderzoeken naar geheugen, amnesie, fictieve herinneringen, trauma, dissociatie, en de posttraumatische stressstoornis. De auteur vindt dat het traumabegrip een te brede invulling heeft gekregen, vooral door de erkenning van de subjectieve aspecten van een traumatische ervaring. Maar hij moet zelf ook tot de conclusie komen dat de manier waarop iemand een potentieel traumatiserende gebeurtenis ervaart, essentieel bepalend is of deze gebeurtenis een traumatische stressor is.
Het zwaartepunt van het boek wordt gevormd door een discussie omtrent de wetenschappelijke status van het verschijnsel traumagerelateerde amnesie. De auteur acht de klinische observaties van geheugenverlies met betrekking tot trauma, gekoppeld aan het besef dat de geest zichzelf daarmee beschermt, 'een stuk psychiatrische folklore verstoken van overtuigende empirische ondersteuning'. Zijn uitgangspunt is dat mensen die getraumatiseerd zijn zich hun trauma's maar al te goed herinneren. Zelden zouden slachtoffers hier niet toe in staat zijn. En mocht deze amnesie zich toch voordoen, dan zou dit verschijnsel zijn toe te schrijven aan organische factoren, zoals hersenletsel en ondervoeding. Of toch niet altijd? McNally heeft veel aan te merken op de talrijke empirische onderzoeken die pleiten voor het vóórkomen van amnesie voor traumatische ervaringen dan wel uitgestelde herinneringen aan trauma, in het bijzonder aan seksueel misbruik. Uiteindelijk lijkt hij hij niet meer zo zeker van zijn zaak, omdat hij niet helemaal om bepaalde bevindingen heen kan die pleiten voor het bestaan van dissociatieve amnesie.
McNallys betoog dat fictieve herinneringen aan trauma voorkomen, snijdt hout. Alleen legt hij het accent te zeer op fictieve herinneringen aan trauma. Hij lijkt over het hoofd te zien dat de inhoud van sommige fictieve herinneringen betrekking heeft op positieve ervaringen die in werkelijkheid hebben plaatsgevonden en traumatische ervaringen kunnen overschaduwen. De manier waarop hij met het verschijnsel dissociatie omgaat, is ver beneden de maat. In plaats van zorgvuldig aandacht te besteden aan de talrijke empirische onderzoeken waarin een relatie tussen trauma en dissociatie vastgesteld is, komt hij niet veel verder dan de bewering dat het om een onaannemelijk theoretisch construct zou gaan.
Academici zonder klinische ervaring met de behandeling van chronisch getraumatiseerde patiënten, evenals degenen die menen dat het wel meevalt met de schade van seksueel misbruik van kinderen, zullen overwegend verheugd reageren op dit boek. Meer kritisch ingestelde lezers zullen zich storen aan de eenzijdigheid van McNally's betoog, respectievelijk zijn selectieve omgang met bronnen, en zij zullen de voorkeur geven aan een genuanceerder betoog, zoals dat van Brewin (2003).
O. van der Hart