Behandelingsstrategieën bij chronische depressie & dysthymie. In de serie Cure & Care Development
Bovengenoemd boek is een deel van de bekende serie Cure & Care Development. De inhoud is een stuk interessanter dan het uiterlijk en de titel doen vermoeden. Het boek bevat in feite drie secties. De eerste zes hoofdstukken horen bij elkaar en gaan over de behandeling van chronische depressie en dysthymie in brede zin. De drie daaropvolgende hoofdstukken vormen een soort illustratiemateriaal en behandelen specifieke populaties dan wel behandelsettings. De laatste drie hoofdstukken houden zich bezig met aspecten van nazorg en zelfhulp en een afsluitend hoofdstukje geeft een overzicht van de behandeling.
Het is een leuk boek geworden, waarbij vooral de eerste zes hoofdstukken zeer lezenswaardig zijn en vooral actuele ontwikkelingen en recent onderzoek bespreken. In het eerste hoofdstuk wordt aandacht besteed aan diagnostiek, differentiële diagnostiek en epidemiologie. In hoofdstuk 2 krijgt u een goed overzicht van wat onderzoek de afgelopen tien jaar aan biologische en psychologische determinanten van (chronische) depressie heeft opgeleverd. De leeshonger die hierdoor gewekt wordt, kunt u stillen met behulp van een uitgebreide lijst referenties.
Het derde hoofdstuk over de relatie tussen chronische depressie en persoonlijkheidsstoornis, met name de depressieve persoonlijkheidsstoornis, vind ik het interessantst. Hier wordt uiteengezet waarom de depressieve persoonlijkheidsstoornis, als optioneel vermeld in de huidige dsm, waarschijnlijk een vaste plaats krijgt in de dsm-v. Ook het intrigerende probleem betreffende gelijktijdig behandelen van persoonlijkheidsproblematiek en depressieve stoornis wordt besproken. Daarna volgt er een hoofdstuk van Kerkhof over suïcide, waarin veel diagnostische en behandelingsinhoudelijke adviezen. Het is vooral een praktisch hoofdstuk geworden, evenals het daaropvolgende hoofdstuk over farmacotherapie, waarbij niet alleen bij de moderne middelen stilgestaan wordt, maar ook de klassieke middelen, inclusief de mono-amino-oxidaseremmers aan bod komen. De onderzoeken van Keller worden besproken. Ten slotte worden in hoofdstuk 6 de moderne psychotherapeutische behandelmethoden besproken, zoals de cognitieve gedragstherapie, de interpersoonlijke therapie en de Cognitive Behavioral Analysis System of Psychotherapy van Mc-Cullough (2003). Ook het werk van Teasdale (2000) en de huidige ontwikkelingen daarin met de Mindfulness-based cognitive therapy, waarover recent gepubliceerd is, krijgen de aandacht.
De volgende drie hoofdstukken geven illustratiemateriaal bij de voorgaande zes. Het hoofdstuk over behandeling van chronische depressie in de eerste lijn schetst de problemen die zich daar voordoen. Heel terecht wordt opgemerkt dat het bij een chronische depressie in feite ook vaak gaat om de organisatie van zorg. Wanneer de eerste lijn vanuit zorgprogramma's een duidelijke taak krijgt bij de behandeling van chronische depressie, moet bijvoorbeeld de organisatie van de praktijk of de consultatie van een psychiater of een praktijkondersteuner opgepakt worden. Hoofdstuk 8 schetst de situatie in het Academisch Medisch Centrum Amsterdam, waar het stepped care programma aangeboden wordt, en hoofdstuk 9 gaat in op het lasa-onderzoek (Longitudinal Aging Study Amsterdam) aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
De laatste drie hoofdstukken bespreken de nazorg en de terugvalpreventie, een onderwerp dat op dit moment in de belangstelling staat en sterk in ontwikkeling is. Hier spelen zorgprogramma's en organisatie van zorg een uitgesproken rol. Het werk van de Depressiestichting en haar aanbod naar de patiënten wordt overzichtelijk besproken. Hoewel het werk van deze stichting bekend is, heb ik de indruk dat de patiënten er veel meer gebruik van zouden kunnen maken. Het lijkt wel alsof een symptoom van de aandoening, namelijk gebrek aan initiatief, hier een rol in speelt. Het boek sluit af met een te kort overzichtshoofdstuk, waarin de verwijzingen naar de voorgaande hoofdstukken misschien nog wat duidelijker hadden moeten worden aangebracht.
Het boek is aan te bevelen aan arts-assistenten en psychiaters; voor de meer belezen psychiater kan ik de hoofdstukken 3 en 6 van harte aanbevelen.
H.J. Pot