Spreken en Gesproken Worden. Psychoanalyse en Psychosen
De auteurs trachten de bijzondere ervaring van de psychose begrijpelijk en invoelbaar te maken vanuit een perspectief dat geïnspireerd wordt door het werk van Freud, Szondi, Bion en Lacan. Vooral de invalshoek vanuit de kliniek maakt dit boek aantrekkelijk. Het boek is een neerslag van creatieve ontmoetingen van enerzijds psychoanalytici die verbonden zijn aan de psychosenafdeling van dr. Van Bouwel te Kortenberg en anderzijds analytici die deel uitmaken van de Belgische School voor Psychoanalyse. In het eerste deel worden een aantal theoretische uitgangspunten verduidelijkt. In de psychose komt een breuk met de realiteit tot stand; er is het eigenlijke ziekteproces en de poging tot herstel van de band met de realiteit. De overrompeling van het Ik kan van twee kanten gebeuren: enerzijds van binnenuit als een overspoeling door onbewuste voorstellingen, anderzijds als een vlucht in wensvoorstellingen. Er is de subjectieve ervaring van vervreemding. Volgens Corveleyn is de libidoterugtrekking niet het eigenlijk pathogene, maar is de aanwending van het onttrokken libido dat wel. Soenen vat de psychosetheorie van Aulagnier compact samen. Woorden verschijnen voor de psychoticus als raadselachtige boodschappen die door een vervolgende instantie op hem worden afgevuurd. De typische psychotische verdediging is de constructie van een primaire waanidee. Aulagniers theorie van het primaire proces geeft inzicht in de wijze waarop de Ander zich in wanen en hallucinaties manifesteert als almachtig, intrusief, zonder ruimte te laten voor autonoom denken en lustbeleving. Het Ik is een actieve instantie die een oplossing zoekt voor een impasse en dit via een dynamisch proces van metaforisering van affecten. In haar essay over Joyce illustreert Lysy wat de kunstenaar ons leert over psychotische mechanis-men. De Vooght beschrijft hoe ze met haar woordenboekmethode het defecte taalinstrument van de psychoticus herstelt. De Rijdt volgt Bions opvattingen over het psychotische deel van de per-soonlijkheid. De psychosetheorie van Bion wordt door Van Bouwel goed samengevat. Ze introdu-ceert concepten zoals autistisch-contigue positie, sensoriële objecten en vormen, adhesieve en pro-jectieve identificatie en second skin formation. Van belang is vooral hoe zij samen met haar team de afdelings- en teamwerking gestalte heeft. Haar bijdrage heeft me geleerd hoe de steunende bena-dering van de psychoticus vanuit een postkleiniaans referentiekader georganiseerd kan worden. Ze herinnerde me ook aan de etymologische wortels van het woord asiel: een plaats waar bescherming geboden wordt, niet zozeer voor de bedreigende buitenwereld maar voor de innerlijke des-tructieve krachten die de psychische wereld van de patiënt dreigen te vernietigen. Duidelijkheid is niet de eigenschap waar alle auteurs in uitblinken. De bijdragen van Van Camp en Ledoux moeten vele malen gelezen worden voordat er een flits van inzicht ontstaat. De Backer illustreert in zijn ontroerende bijdrage over mu-ziektherapie hoe psychotische patiënten in hun muzikale improvisaties tenderen naar een voortdurend repetitief spel van ritmes en melodische sequenties. Ze zijn niet geïnspireerd door de muziek. De muziektherapeut geeft via muziek vorm aan de intense leegheid en nodigt uit te improviseren. Plomteux waarschuwt voor de gevaren van een eenzijdige psycho-educatieve benadering. Door de patiënt een ziekte-etiket aan te reiken, dreigt men hem te fixeren in de rol van passief slachtoffer van een ongeneeslijke ziekte. Billiet besluit het boek met beschouwingen en casuïstiek over de passage à l' acte, te onderscheiden van acting out en synoniem van impulsdoorbraak. Een bijzonder boek! Van de lezer wordt ontvankelijkheid verwacht voor psychoanalytisch denken zonder zich te storen aan lacaniaanse denkbeelden. Ik betreur het dat de psychoanalytische opvattingen weinig in verband gebracht worden met actuele behandelingsopvattingen. In het boek wordt terecht gewezen op het feit dat de psychoanalytische theorieën in het verleden een etiologische dimensie hebben ingebracht die niet wetenschappelijk is aangetoond. Dit heeft niet alleen de ouders van psychotici schade toegebracht, maar ook de psychoanalyse. Psychoanalytici dienen zich bewust te zijn van de splitsing in hun therapeutische visie. Er is iets mis met een psychoanalyse die ziektemodellen, antipsychotica, empirische evidentie en psychosociale rehabilitatie negeert. Maar het omgekeerde geldt evenzeer. Wat te denken van een psychiatrie die richtlijnen over stoornissen opstelt en de subjectieve dimensie - de persoon van de psychoticus - uit het oog verliest?
M. Hebbrecht