Archetypen / Psychologische typen
De wegen van uitgeverij Lemniscaat zijn ondoorgrondelijk. In de tachtiger jaren publiceerde zij de Kleine Jung-bibliotheek ('kleine' slaat op bibliotheek) en het Verzameld Werk van C.G. Jung in tien delen. Dit laatste is een erg onvolledig 'verzameld werk', als men weet dat de Gesammelte Werke en de Collec-ted Works elk 22 boeken beslaan … De keuze van de vertaalde teksten wordt nergens gemotiveerd. Helemaal verwarrend wordt het als we vaststellen dat deel 2 van het Verzameld Werk (Archetype en onbe-wuste (1985)) twee artikelen bevat die al verschenen in de Kleine Jung-bibliotheek (in het deeltje Oerbeel-den (1982). Voor de volledigheid vermeld ik dat uit-geverij Servire (Wassenaar) al veel vroeger Archetypen (1977) publiceerde: dit boekje bevat echter slechts de eerste vier artikelen van deel 2 van het Verzameld Werk. Nu publiceert dus ook Lemniscaat Archetypen. En wat blijkt ? Het is krek hetzelfde als Archetype en onbewuste, behalve dat er twee artikelen ontbreken: 'De transcendente functie' (een in vele opzichten interessante tekst uit 1916 - zie Dehing 1993), en 'Opmerkingen over synchroniciteit'. De bezitter van het Verzameld Werk moge dus gewaarschuwd zijn: deze nieuwe uitgave bevat hoegenaamd niets nieuws, integendeel. Het boek bevat artikelen die Jung schreef tussen 1934 en 1945. Het illustreert de uiteenlopende, vaak verwarrende manier waarop hij zijn archetypebegrip hanteert: aan het ene uiteinde van het spectrum is de benadering imaginair (een fenome-nologie van de archetypische beelden in dromen, mythen, religies, sprookjes en hallucinaties); aan het andere uiteinde is de beschrijving meer klassiek 'wetenschappelijk': hier gaat het eerder over archetypische structuren, te vergelijken met het pattern of behaviour bij de dieren, en ook met Bions 'pre-concepties'. Vooral het eerste artikel, 'Theoretische gedachten over het wezen van het psychi-sche' (1946) is in dit opzicht bijzonder interessant. Psychologische typen is een heruitgave van een boek dat Servire in 1967 op de markt bracht. De vertaling werd gemoderniseerd, en Jungs tekst kreeg een inleiding mee van Hamaker-Zondag, en een nawoord van Van Hooreweghe. Ook werden vier andere korte teksten van Jung in verband met de typologie opgenomen. Het hoofdstuk 'Definities', dat voorkomt in de Duitse en Engelse edities, is weggelaten. Heel jammer, en onbegrijpelijk (of speelden auteursrechten een rol?): in dit hoofdstuk, dat hij later aan het boek toevoegde, poogt Jung voor één keer een aantal van zijn begrippen helder te formuleren. Lemniscaat vond het ook niet nodig zijn Jung-vertalingen te voorzien van een index (Servire deed dit wel); spijtig voor de le-zer die moeizaam zijn weg zoekt in de jungiaanse begrippenwereld. Psychologische typen begint met 350 bladzijden filosofie en cultuurgeschiedenis: van Plato en Aris-toteles tot Schiller, Spitteler en William James - overal gaat Jung op zoek naar bewijzen voor zijn grondpostulaat: er bestaan verschillende typen, met introversie-extraversie als eerste onderverdeling. De klinische beschrijving van de typen beslaat nog eens zo'n kleine 100 bladzijden. Zoals ook Hamaker-Zondag opmerkt, komt 'de diepte [van Jungs inzichten over typologie] helaas in dit werk nog niet uit de verf' (p. 11). Mijn voornaamste bezwaar is dat Jung het heeft over 'typen', en niet over attitudes of grondhoudingen (op dezelfde manier zaaide hij verwarring met de term 'archetypen': oerbeelden, die later - soms - vervangen werd door de archetypische structuren). Dit neemt een stuk dynamiek weg, die in zijn beschrijvingen dan wél overvloedig aanwezig is. Helaas werd Jungs typologie vaak misbruikt om de mensen te categoriseren in eerder karikaturale hokjes … Beide boeken zijn - met de genoemde reserves - aan te bevelen voor wie zich in Jungs gedachte-wereld wil verdiepen. Een opgave voor lange winteravonden, want er moeten bijna 900 bladzijden doorgeworsteld worden!
literatuur
J. Dehing