The neuroscience of psychotherapy. Building and rebuilding the human brain
Cozolino, professor in de neuropsychologie en de psychotherapie, waagt zich aan een benadering van de psychotherapie vanuit de neurowetenschappen. Hij omschrijft psychotherapeuten als klinische neurowetenschappers die een individuele, op maat gesneden, 'verrijkte omgeving' aanbieden, waardoor verdere ontwikkeling van neu-rale netwerken kan plaatsgrijpen. Op dit ogenblik is men immers van mening dat de hersenen van de volwassene een potentieel tot plastische reorganisatie behouden. Recent onderzoek heeft gebruiksafhankelijke plasticiteit aangetoond in de sensomotorische zones van de hersenen. Waarschijnlijk is de plasticiteit ter hoogte van de executieve en de associatieve gebieden van de frontale en de temporale kwabben nog groter en zou deze blijven bestaan tot na het vijftigste levensjaar. Bepaalde chemische stoffen en cholinerge stimulatie zouden de secretie van neurotrofe factoren stimuleren of bijdragen tot de langetermijnpotentiëring van de volwassen hippocampus. Ook zijn er stamcellen aangetroffen in de bulbus olfactorius en de gyrus dentatus. Neurogenese, dat wil zeggen vorming van nieuwe neuronen, blijft mogelijk in die hersengebieden die betrokken zijn bij leerprocessen: de hippocampus, de amygdala, de frontale en temporale kwab-ben. De opvattingen die we op de schoolbanken meekregen dat ons neuronenbestand definitief vastligt vanaf de vroege kinderleeftijd, moeten we in het licht van de nieuwe gegevens drastisch herzien. Volgens Cozolino is psychotherapie (ongeacht het type) in staat duurzame veranderingen in de neurale architectuur aan te brengen die resulteren in curatieve effecten. Maar psychotherapie kan alleen in deze opzet slagen als ze een voldoende mate van stress induceert. Voor de psychotherapie is de kneedbaarheid van ons geheugen een tweesnijdend zwaard. Zo heeft de problematiek van de valse herinneringen ons geleerd dat verkeerde herinneringen ingeplant kunnen worden. Anderzijds opent deze kneedbaarheid mogelijkheden om de persoonlijke geschiedenis op een crea-tieve en positieve manier te herschrijven: nieuwe verhalen leiden vaak tot een betere adaptatie. De actuele neurowetenschappelijke inzich-ten zullen nieuwe verklaringen van psychopatho-logische en psychodynamische fenomenen opleveren. Psychopathologie kan ontstaan op grond van verschillen in de graad van maturiteit van de respectievelijke hersengebieden of op basis van een gebrekkige afstemming tussen de beide hemisferen. Zo kent de rechterhemisfeer een relatief snellere groei gedurende de eerste drie levensjaren terwijl de linkerhemisfeer in de beginjaren trager groeit en zijn sensitieve periode pas kent na het tweede jaar. De vroegkinderlijke amnesie is niet een gevolg van verdringing, wel de uiting van een vertraagde rijping van de hippocampus en de neocorticale structuren. Neurale netwerken onder-gaan tijdens hun groei de interactie tussen genetisch geprogrammeerde sensitieve periodes enerzijds en fysieke en sociale omgevingsinvloeden anderzijds. Dankzij de neurobiologie wordt het mogelijk het cerebrale substraat van onze hechtingsschema's, van 'de geïnternaliseerde moeder', van ons sociaal wezen en van 'het zelf' in kaart te brengen. De kern van ons social brain bijvoorbeeld wordt gevormd door de orbitofrontale cortex, de amygdala, het voorste deel van de gyrus cinguli, en de beide temporale kwabben. Hier wordt informatie over veiligheid en gevaar in verband met anderen opgeslagen, ook de informatie over of we van anderen veiligheid, steun en behoeftebevrediging kunnen verwachten. In het boek krijgen we een heldere uiteenzetting over de twee onderscheiden angstcircuits: een snel circuit dat via de amygdala verloopt en een traag circuit waarin de hippocampus en de cortex betrokken zijn. Psychisch trauma zou de glucocor-ticoïdspiegels ter hoogte van de hippocampus doen stijgen tot toxische concentraties, waardoor er neurale beschadiging en functieverlies optreden, wat zich op symptomatisch vlak vertaalt in geheugenlacunes. Hippocampusletsels resulteren in een verminderde inhibitie van de amygdala, waardoor gevaarsignalen te vlug omgezet worden in vecht- en vluchtreacties. Dit verklaart de flash-backs en de autonome symptomen van de post-traumatische stressstoornis. Onder invloed van intense angst zou het centrum van Broca geïnhibeerd worden, wat bijvoorbeeld de sprakeloosheid die optreedt tijdens het trauma kan verklaren. Het laatste hoofdstuk is futuristisch. Cozolino vraagt zich af wat er op hersenniveau gebeurt nadat men een juiste psychoanalytische duiding heeft gegeven. Hij speculeert over het uitvoeren van hersenscans om het psychotherapeutisch proces op te volgen en het behandelingsresultaat te meten. Ten slotte pleit hij voor een integratie van rehabilitatietechnieken in de psychotherapie. Dit boek is interessant voor psychotherapeu-ten die niet thuis zijn in de taal en het denken van de neurowetenschappers. De auteur heeft een helder boek geschreven dat vlot leest zonder dat de niet-specialist struikelt over ingewikkelde neuro-biologische concepten. De praktijkvoorbeelden zijn eclectisch, maar oppervlakkig. Wie op zoek is naar psychotherapeutische diepgang, komt met dit boek niet aan zijn trekken; misschien mogen we dat van een integratief werk ook niet verwachten. Wel heb ik mij gestoord aan het overdreven optimisme van de auteur, alsof we alle psychologische hypothesen binnenkort kunnen vertalen in neurobiologische concepten. Ik zou dit boek catalogiseren bij de populair-wetenschappelijke literatuur; erg stimulerend en optimistisch, ook toegankelijk, maar schools en ver afstaand van zowel de klinische als de wetenschappelijke werkelijkheid.
M. Hebbrecht