Geheugenstoornissen bij jong en oud. Onderzoek en praktijk. Geheugenstoornissen: revalidatie en psychosociale zorg
Deze twee boeken vormen een reeks over geheugenstoornissen. Het eerste en omvangrijkste deel bespreekt recente wetenschappelijke klinische inzichten, terwijl deel 2 vooral ingaat op de behandeling van geheugenstoornissen.
De boeken richten zich op iedereen die betrokken is bij de diagnostiek, opvang, behandeling en begeleiding van personen met geheugenstoornissen. Dat zouden dan alle disciplines van een geheugenpolikliniek kunnen zijn. De meeste boeken over cognitieve stoornissen bespreken de verschillende vormen van dementie, òf de geheugenstoornissen, vanuit één discipline, bijvoorbeeld de neuropsychologie of de neurobiologie. Het aardige van de opzet van de hier besproken boeken is dat de bijdragen van diverse disciplines afkomstig zijn en de onderwerpen zeer uiteenlopend. De rode draad wordt gevormd door geheugenstoornissen, maar in relatie tot een scala aan aandoeningen, zoals dementie, autisme en andere ontwikkelings-stoornissen, hersentrauma en andere 'niet-aange-boren hersenletsels' (nah), schizofrenie, en lichamelijke aandoeningen zoals hersenbloeding of aandoeningen na een openhartoperatie.
Met veel plezier heb ik de inleidende bijdragen over de geschiedenis van het geheugen, de psychobiologie en de moleculaire biologie van geheugen en dementie gelezen. De bijdragen over een aantal meer specifieke aspecten van het geheugen, zoals het semantische geheugen, de conceptrepresentatie en het impliciete leren, zijn nogal specialistisch geschreven, waardoor de aansluiting met andere geïnteresseerde meer klinische disciplines mogelijk gemist wordt. De hoofdstukken over de kliniek van geheugenstoornissen van het kind zijn alle bruikbaar en lezenswaard. De hieropvolgende bijdragen over de kliniek van geheugenstoornissen bij de volwassene zijn soms van wat wisselende kwaliteit en soms wat achterhaald. Zo wordt in het hoofdstuk over geheugenstoornissen bij ouderen een terminologie en indeling gehanteerd die nog stamt van vóór het dsm-tijdperk, met een indeling in symptomen van de eerste en tweede orde, zonder dat dit wordt beargumenteerd. In het - overigens zeer lezenswaardige - overzicht van Mild Cognitive Impairment mis ik een meer kritische stellingname rond de klinische toepassing van dit vooralsnog vooral voor onderzoeksdoeleinden geschikte begrip.
Het tweede boek gaat over diverse behandelaspecten. De bijdragen betreffen enerzijds de verschillende aspecten die relevant zijn voor de neurorevalidatie bij patiënten met nah, anderzijds zijn er een aantal hoofdstukken over verschillende managementaspecten bij dementie, zoals de ethische implicaties van de zorg voor dementerenden door de mantelzorgers, de diagnose en de rol van de huisarts. Het is onduidelijk waarom niet wordt ingegaan op de praktische aspecten van medicamenteuze behandeling van de ziekte van Alzheimer, zoals de evaluatie en de beslissing om te stoppen.
De gekozen brede opzet is positief: in deze boeken worden onderwerpen besproken die men in de andere standaardboeken over geheugenstoornissen niet gauw bij elkaar zal vinden. Daarom zijn deze boeken geschikt als inleiding voor iedereen die zich met de diagnostiek en behandeling van het domein van geheugenstoornissen bezighoudt. De keerzijde van de gekozen opzet is echter dat de twee boeken niet altijd evenwichtig aandoen. De kwaliteit van de bijdragen is soms wat wisselend en de keuze van de onderwerpen is niet altijd duidelijk. Niettemin van harte aanbevolen.
F.R.J. Verhey