Moeders mooiste. De schone schijn van het uiterlijk
De schreeuwlelijke omslag nodigt me niet uit tot lezen en de achterkaft is ook niet echt wervend met: 'Woertman vraagt indringend om het besef dat het lichaam geen ding is en geeft aan dat alleen het werkelijk ontmoeten van elkaar schoonheid creëert'. Maar ja, smaken en voorkeuren, daar gaat het juist om in dit boek en het thema spreekt me erg aan. Nergens staat vermeld wie de auteur is, maar via wat gepuzzel kom je er achter dat het om een psychologe gaat die in 1994 promoveerde in Utrecht (Beelden van een lichaam; Woertman 1994). Voor wie dit boek bedoeld is, staat ook niet aange-geven en de juiste opbouw moet je ontdekken op pagina 82.
Woertman bespreekt vier dimensies van het lichaamsbeeld: (1) het feitelijke lichaam met objectief vast te stellen kenmerken; (2) het beleefde lichaam dat beoordeeld wordt (mooi of lelijk) onder invloed van de omgeving; (3) het sociale lichaam dat een rol speelt in de samenleving; en (4) het ideale lichaam of het model waarnaar men streeft of waarmee men zich vergelijkt.
In de eerste twee hoofdstukken wordt de ont-wikkeling van het lichaamsbeeld in de levensloop geschetst. Na een summier hoofdstuk over negatieve of vreemde lichaamsbeelden, volgt het 'corpus' van het boek over schoonheidsidealen. Hierin staat ook het meest originele deel, namelijk een poging van de auteur om zicht te krijgen op de Nederlandse business van cosmetische chirurgie. In het slothoofdstuk over het geseksualiseerde lichaam komt de schrijfster uit op de waarschuwing die door het hele boek heen herhaald wordt: het lichaam is veel te veel een ding geworden en we moeten meer leren 'een lichaam te zijn'. Nieuwsgierig, maar met gemengde gevoelens was ik aan dit boek begonnen. Ik heb echter flink door groeiende ergernis heen moeten volharden om het slot te halen. Een hoop interessante gedachten en nobele bedoelingen worden hier op een erg stuntelige manier verknoeid. Er is nauwelijks een pagina waar ik geen vraag- of uitroepteken heb geplaatst. De auteur maakt een cocktail van gedichten, autobiografische herinneringen, samenvattingen van onderzoek, citaten uit kran-ten, gezondheidstips en losse bedenkingen uit de eigen therapiepraktijk, dat alles overgoten met een erg moraliserende, nostalgisch-feministische saus. Tussendoor-gedachtesprongen zoals: 'Misschien drukken de zogenaamde slomen wel met hun stuntelig bewegen uit dat zij (mentaal) onli-chamelijk zijn, doordat zij te weinig zijn aangeraakt' (p. 30); of: 'Maar waarom lijken er meer vrou-wen dan mannen zo te tobben over hun uiterlijk?; en: 'Zou de basis kunnen liggen in het feit dat wei-nig vrouwen zijn opgegroeid met een liefhebbende vader die hen bewondert en aanmoedigt?' (p. 86). En wat te denken van de volgende kronkelredeneringen: 'Ook verslavingen aan alcohol en/of drugs kunnen ten grondslag liggen aan die scher-pe gevoelens van leegheid veroorzaakt door affectieve verwaarlozing' (p. 75); en: 'De deelname aan sport zou gezien kunnen worden als een soort be-scherming tegen de typische zelfobjectivering die veel mensen doen' (p. 107). Herhaaldelijk refereert Woertman aan onderzoek zonder een bron te noemen en ook de verwijzingen naar eigen (vroeger en recent) onder-zoek zijn erg warrig. Ze presenteert daarbij tabel-len die gewoon onleesbaar zijn (p. 59; p. 65): hoe kan ik nu bijvoorbeeld weten over welke percentages het gaat als cijfers slaan op 'de mate van (on)tevredenheid'! Er worden ook eigenaardige
concepten geïntroduceerd, zoals de 'eetziekte anorexia', 'spierdysmorfose', het 'koffiefiltermodel' en de Quetelet-index als 'gezondheidsmaat' (overi-gens staat er geen uitleg bij deze belangrijke body mass index). Dat Woertman plastische en cosmetische chirurgie niet uit elkaar kan houden, zal haar niet in dank worden afgenomen door de betrokken beroepsgroep. Ook is de tekst vaak verwarrend doordat de auteur soms in het algemeen praat over lichaamsbeelden, tot je erachter komt dat het waarschijnlijk over vrouwen gaat. Dan zijn er nog de vele herhalingen, krom gebouwde zinnen en de rommelige literatuurlijst, waarin overigens toonaangevende boeken ontbreken, zoals Schoonheid en begeerte (Friday 1996), Venus Envy (Haiken 1997) en Werken aan de schijn (Perrot 1987)). Aangezien de au-teur herhaaldelijk verwijst naar het 'verzwegen' intieme lichaam van de vrouw, maar er zelf ook niets aan toevoegt, raad ik haar dringend aan The body project van Brumberg (1997) te lezen. Aan de lezer van deze recensie hoef ik verder geen advies meer te geven …
W. Vandereycken