Diagnostiek in de praktijk. Een handleiding voor beginnende hulpverleners
Ha, dacht ik, toen ik dit boek onder ogen kreeg, een nieuw boek over diagnostiek in de ggz! Vanuit mijn belangstelling voor het psychiatrisch onderzoek begon ik enthousiast te bladeren.
Ik bleek echter geheel op het verkeerde been gezet. Het voorwoord, dat nog in algemene zin begint met 'Wie wil leren diagnosticeren en indiceren', gaat vervolgens over tot het noemen van de vier ontwikkelingsfasen van Freud, de afweermechanismen en 'Ik-sterkte'. Dan komt de aap uit de mouw: 'Deze vragen worden in dit boek vanuit een psychoanalytisch referentiekader (mijn cursivering) op zo'n praktische manier beantwoord, dat de lezer aan het einde voldoende handvatten heeft om een goed intakegesprek te kunnen voeren en een diagnose en behandelingsvoorstel te formuleren.'
Welnu, het eerste deel van deze zin blijkt wel te kloppen. De auteur, sychotherapeut/psychoanalyticus in eigen praktijk en hoofdredacteur van het Tijdschrift voor Psychoanalyse, is goed in staat om de psychodynamische diagnostiek vanuit de drifttheorie, vanuit het objectrelationele model en van de afweermechanismen helder en leesbaar uit te leggen. Vervolgens echter beschrijft hij tamelijk oppervlakkig diagnostiek vanuit enkele andere kaders en het gebruik van diagnostische instrumenten. In dit hoofdstuk trof ik tot mijn verrassing een wat summiere beschrijving van de primary-care-versie van de dsm-iv. Vanuit mijn eigen situatie (psychiater in een universitair medisch centrum) vroeg ik me verbijsterd af in welke ggz-wereld de auteur vertoeft, waar 'diagnostiek' nog synoniem wordt geacht met 'psychoanalytische diagnostiek'? Toch verschijnt er dan nog een mooi en bruikbaar hoofdstuk over het formuleren van een algemene structuurdiagnose, voordat het slothoofdstuk over indicatiestelling weer sterk vanuit het psychoanalytische model is geschreven.
De titel van dit boek zette me dus op het verkeerde been. Als het 'Psychoanalytische (of psychodynamische) diagnostiek in de praktijk' had geheten, en niet de pretentie had gehad om ook alle andere denkwijzen omtrent diagnostiek te includeren, dan was het een voor beginnende psychotherapeuten handzaam en didactisch bruikbaar boek geweest. Voorwaarde is dan wel dat deze lezers voldoende psychiatrisch onderlegd zijn om niet te denken dat je met de in dit boek beschreven diagnostiek kunt uitkomen.
M.W. Hengeveld