Antidepressiva 2002. Een leidraad voor het rationeel omgaan met antidepressiva bij de behandeling van patiënten met een depressie
De zevende druk van Antidepressiva bestaat uit twee afzonderlijke delen. Deel 1 behandelt het onderscheid tussen verschillende soorten antidepressiva - wat betreft werkingsmechanisme, effectiviteit en bijwerkingen. Verder wordt aandacht besteed aan toevoeging van een tweede middel aan een antidepressivum en aan voortgezette behandeling. Deel 2 bestaat uit de beschrijving van maar liefst negen (!) behandelingsalgoritmes.
Het eerste deel is informatief, goed leesbaar en bevat veel relevante literatuurverwijzingen. De evaluatie van antidepressiva aan de hand van vijf 'kwaliteitscriteria' (werkzaamheid, veiligheid, toepasbaarheid, aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid) vond ik nodeloos ingewikkeld. Het lijkt me dat effectiviteit en bijwerkingen voldoen voor een dergelijke evaluatie. De bespreking van de literatuur over de effectiviteit van antidepressiva is uitgebreid, overzichtelijk en goed leesbaar. Een van de sterke aspecten van dit boek is het grote aantal literatuurreferenties van zeer recente datum. Soms lijkt de interpretatie van onderzoeksresultaten enigszins beïnvloed te worden door een kennelijke voorkeur van de auteurs voor moderne antidepressiva. Zo worden twee metaanalyses van Anderson (p. 38) - waaruit blijkt dat tricyclische antidepressiva effectiever zijn dan selectieve serotonineheropnameremmers bij opgenomen depressieve patiënten - zò weergegeven dat men de indruk krijgt dat er juist geen verschil was tussen beide soorten antidepressiva.
De farmacologische aspecten van moderne en tricyclische antidepressiva worden uitgebreid en degelijk besproken. Dat geldt ook voor de diverse additiestrategieën, die (terecht) op kritische wijze worden geëvalueerd. Onduidelijk vond ik de bespreking van lithiumadditie: eerst wordt een meta-analyse geciteerd, waaruit blijkt dat lithiumadditie effectief is, vervolgens melden de auteurs dat vijf van de negen onderzoeken negatief waren en halen zij Moncrieff aan: 'er is weinig bewijs, dat lithiumadditie effectief is' (p. 97). De bijwerkingen van antidepressiva worden deels in hoofdstuk 2 van deel 1 besproken en meer specifiek per middel in deel 2; dit kan overzichtelijker.
Deel 2 bestaat grotendeels uit negen behandelingsalgoritmen voor depressie die steeds met een ander modern antidepressivum starten. Deze algoritmen vertonen een grote mate van redundantie; de informatieve passages betreffen de bijwerkingen van de antidepressiva en de aanwijzingen voor het overstappen van het ene naar het andere middel. Het wordt mij niet duidelijk wat bedoeld wordt met een 'procedure onvoldoende werkzaamheid' (p. 87). Mijns inziens ligt het meer voor de hand om een algemeen algoritme te presenteren, waarbij de keuze van de eerste stap aan de lezer wordt gelaten.
Concluderend: vooral het eerste deel is informatief en de moeite waard, het tweede deel bevat nuttige aanwijzingen voor 'switchen' tussen antidepressiva, maar zou sterk ingekort kunnen worden. Het is een handzaam boek, bruikbaar voor huisartsen, arts-assistenten en psychiaters, met de nadruk op de praktische aspecten van de behandeling met (vooral) moderne antidepressiva.
T.K. Birkenhäger