The development of psychopathology. Nature and nurture
De auteur heeft voor deze monografie een uiterst ambitieuze doelstelling en wil vanuit een nieuw paradigma meerdere psychiatrische ziektebeelden bespreken. Het nieuwe paradigma gaat uit van een oud concept dat gedrag een resultante is van de aanleg en de omgevingsfactoren. Het nieuwe is dat de activiteit van de genen en de ontwikkeling van het brein niet autonoom zijn, maar beïnvloed worden door gedrag. Het brein is daarmee een plastisch orgaan en ook de activiteit van de genen kan zich wijzigen onder invloed van gedrag.
De auteur belicht de psychiatrische ziektebeelden vanuit vier dimensies: de etiologische factoren (vooral genetische factoren, maar ook omgevingsfactoren), de ontwikkelingen van het brein (neurochemie en functionele neuroanatomie), de neuropsychologische functies, en het gedrag (doorgaans de symptomen). De auteur belooft een integrale benadering vanuit deze vier invalshoeken en zet zich af tegen het biopsychosociale model dat hij meer een paraplubegrip vindt en geen echte integratie. Zijn belofte wordt niet waargemaakt. Weliswaar worden op zeer erudiete wijze de onderzoeksresultaten vanuit de vier invalshoeken beschreven, maar de integratie komt niet. Nu lijkt dat ook nauwelijks mogelijk, omdat de kennis van de verschillende ziektebeelden nog niet zo ver is. De auteur noemt dat echter niet en tracht bij sommige onderwerpen de verschillende gegevens te integreren, maar dan wordt er niets nieuws toegevoegd.
Een ander punt van kritiek is de geforceerde indeling van de ziektebeelden in stoornissen van (1) de motivatie; (2) de regulatie van activiteit; en (3) taalontwikkeling en cognitieve ontwikkeling. Dat attention deficit hyperactivity disorder (adhd, aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis) onder de regulatie van activiteit valt, is nog te begrijpen, maar schizofrenie past daar toch echt niet bij. Ook het samenvoegen van angst, depressie, posttraumatische stressstoornis en bipolaire stoornis onder de noemer motivationele stoornissen roept vraagtekens op. Temeer daar een achterliggende theorie die de verschillende stoornissen aan elkaar zou binden niet beschreven wordt.
Tijdens het lezen kreeg ik enerzijds respect voor de belezenheid van de auteur en diens inzicht in de genetica en de onderzoeksmethodologie, maar anderzijds irriteerden de vele onnodige uitweidingen, zoals het uitgebreid bespreken van bijwerkingenprofielen van sommige medicijnen.
De auteur heeft vooral veel gepubliceerd op het gebied van adhd en dyslexie. Die hoofdstukken geven dan ook een degelijk overzicht van de stand van zaken, hoewel ook hier de integratie ontbreekt. Het hoofdstuk over schizofrenie is zwak. Tevens mis ik in de referenties de publicaties van Kandel, de Nobelprijswinnaar die het model van het plastische brein en de genen die wel of niet actief kunnen zijn meerdere keren beschreven heeft.
Als de auteur zich had beperkt tot zijn specialisatie, uitweidingen had vermeden en het nieuwe paradigma minder prominent had neergezet, was het een goed overzichtswerk geweest van de onderzoeksresultaten van adhd en dyslexie. Nu is het geen aanwinst.
P.N. van Harten