Bipolaire stoornis
Minder ziekteverzuim bij gebruik van stemmingsstabilisatoren en antipsychotica
De meeste farmacologische studies bij bipolaire stoornissen focussen op de verbetering van psychiatrische klachten en besteden weinig aandacht aan functionele uitkomsten, bijvoorbeeld omtrent werk, sociale relaties, persoonlijke verzorging en kwaliteit van leven. Holm en collega’s onderzochten daarom de link tussen het gebruik van psychotrope medicatie en ziekteverzuim bij patiënten met een bipolaire stoornis. Ze publiceerden hun resultaten in World Psychiatry.1
Via Finse gezondheidsregisters selecteerden de onderzoekers 50.072 patiënten met een bipolaire stoornis. Bijna 40% van hen kreeg tussen 2005 en 2017 voor het eerst deze diagnose. In dezelfde periode keken de onderzoekers wanneer de deelnemers werkten, wanneer ze ziekteverlof (langer dan 9 dagen) hadden en wanneer de deelnemers antipsychotica, stemmingsstabilisatoren en/of antidepressiva gebruikten. Per patiënt vergeleken de auteurs vervolgens het ziekteverzuim in periodes waarin zij wel en geen medicatie gebruikten. Bijna 45% van alle patiënten werkte minstens één periode gedurende de observatieperiode. Het gebruik van stemmingsstabilisatoren, zowel alleen als in combinatie met antipsychotica of antidepressiva, was gekoppeld aan een lagere kans op ziekteverzuim vergeleken met periodes zonder medicatiegebruik (stemmingsstabilisator: hazardratio (HR): 0,79; 95%-BI: 0,72-0,87; stemmingsstabilisator met antipsychoticum: HR: 0,82, 95%-BI: 0,74-0,95; stemmingsstabilisator met antidepressivum: HR: 0,88, 95%-BI: 0,79-0,97). Daarentegen ging alleen antidepressivagebruik gepaard met juist een hoger risico op ziekteverzuim (HR: 1,23; 95%-BI: 1,15-1,33). De onderzoekers vonden vergelijkbare resultaten voor de subgroep patiënten die gedurende de observatieperiode voor het eerst ziek werd. In deze groep bleek ook dat alleen antipsychoticagebruik geassocieerd was met minder ziekteverzuim vergeleken met geen medicatiegebruik (HR: 0,77; 95%-BI: 0,66-0,90).
Volgens de auteurs onderstrepen de resultaten het belang van een effectieve behandeling met stemmingsstabilisatoren en antipsychotica, met name in de vroege stadia van een bipolaire stoornis. Naast het lagere ziekteverzuim bevordert dit mogelijk ook het vinden en behouden van werk. Ten slotte schrijven de auteurs dat er, met het oog op deze functionele uitkomsten, behoefte is aan andere of aanvullende behandelopties voor patiënten met depressieve episodes.
Literatuur
1 Holm M, Tanskanen A, Tiihonen J, e.a. Medication use and sickness absence from work in bipolar disorder: a nationwide register-based study. World Psychiatry 2024; 23: 296-8.
Myelineschade ontdekt bij bipolaire stoornis
Zo’n 69% van de patiënten met een bipolaire stoornis krijgt aanvankelijk een foute diagnose. Dit kan leiden tot een verkeerde behandeling en ernstigere klachten. Beeldvormende technieken kunnen mogelijk de diagnostiek van deze stoornissen ondersteunen. Welke informatie hiervoor nodig is, is echter nog onduidelijk. Eén optie is het gebruiken van informatie over myeline in het brein. Myelineschade is namelijk zichtbaar op MRI-beelden van patiënten met een bipolaire stoornis. Dat schrijven Zhou en collega’s in Journal of Affective Disorders.1
Myeline is een vetachtige witte stof, die als een isolerend laagje om de uitlopers van hersencellen zit. Hierdoor kunnen deze uitlopers snel signalen overgeven van de ene naar de andere hersencel. Met een speciaal type MRI-scan, een scan op basis van inhomogene magnetisatietransfer (ihMT-MRI), kan men het myelinegehalte in de hersenen meten. Zhou en collega’s maakten een dergelijke MRI-scan bij 31 patiënten met een bipolaire stoornis (gemiddelde leeftijd: 26,55 jaar; SD: 7,85; 26% man) en 42 controlepersonen (gemiddelde leeftijd: 29,55 jaar; SD: 8,13; 29% man). De patiënten hadden geen andere psychiatrische stoornissen. De myelinewaarde van het corpus callosum (de hersenbalk) was lager bij patiënten dan bij controlepersonen. De onderzoekers vonden dit ook voor het cingulum (een wittestofbaan die delen van het limbische systeem met elkaar verbindt) en stukken van de capsula interna (een wittestofbaan die de thalamus en nucleus caudatus scheidt van het putamen en de globus pallidus) en de corona radiata (een wittestofbaan die de hersenschors via de capsula interna verbindt met de hersenstam).
Myelineafwijkingen in deze wittestofbanen veroorzaken mogelijk problemen met emotieregulatie. Beeldvormende technieken om deze afwijkingen op te sporen kunnen mogelijk helpen om eerder de juiste diagnose te stellen bij patiënten met een bipolaire stoornis.
Literatuur
1 Zhou Z, Xu Z, Lai W, e.a. Reduced myelin content in bipolar disorder: A study of inhomogeneous magnetization transfer. J Affect Disord 2024; 356: 363-70.
Slaapstoornissen en depressie: de rol van ploegendienst
Slapeloosheid en slaperigheid overdag, daar hebben veel patiënten met een bipolaire stoornis last van. Yeo en collega’s onderzochten of het werken in ploegendienst hier invloed op heeft. Journal of Affective Disorders publiceerde hun onderzoek.1
Ruim 6500 volwassenen, die full- of parttime werkten, vulden een onlinevragenlijst in (gemiddelde leeftijd: 37,24 jaar; SD: 9,60). Bijna 70% van hen werkte in ploegendienst. Deze kon bestaan uit dag-, avond-/nacht- of wisselende diensten (zowel met een regelmatig als een onregelmatig schema). Deelnemers met een score hoger dan 6 op de Mood Disorder Questionnaire (MDQ), die wijst op een vermoeden van bipolaire stoornis, rapporteerden vaker slapeloosheid en slaperigheid overdag, een slechtere slaapkwaliteit en ernstigere depressieve klachten dan deelnemers met lagere MDQ-scores. Deze positieve associaties tussen MDQ-scores en slaapkwaliteit, slapeloosheid en depressieve klachten waren sterker bij personen die in ploegendienst werkten dan bij degenen die dit niet deden. Een vervolganalyse onder deelnemers met MDQ-scores hoger dan 6 toonde aan dat degenen die dagdiensten werkten een betere slaapkwaliteit en minder slapeloosheid en depressieve symptomen hadden vergeleken met degenen die in andere vormen van ploegendienst werkten. Tussen deze andere vormen van ploegendienst vonden de onderzoekers geen verschillen in slaapgerelateerde factoren en depressieve klachten. Deze bevindingen kwamen grotendeels ook terug bij deelnemers met lagere MDQ-scores.
Yeo en collega’s benadrukken de behoefte aan behandelopties voor slaapproblemen bij patiënten met een bipolaire stoornis. Het werken van dagdiensten in plaats van avond-, nacht- of wisselende diensten lijkt hierbij een positieve rol te kunnen spelen.
Literatuur
1 Yeo H, Lee J, Jeon S, e.a. Moderating effect of shift work on sleep and depression in individuals at high risk of bipolar disorder. J Affect Disord 2024; 359: 206-14.
Diagnoseherziening van depressie naar bipolaire stoornis: minder vaak bij jongeren dan bij volwassenen
Een deel van de jongeren die zich meldt met een depressie, krijgt later de diagnose bipolaire stoornis. Vaak wordt de diagnose bipolaire stoornis pas 7 jaar na het ontstaan van de eerste mentale klachten gesteld. Hierdoor lopen patiënten een geschikte behandeling mis, met tot gevolg onder andere een ernstiger ziektebeeld dat moeilijker te behandelen is. Desai Boström en collega’s vonden dat men bij jongeren de diagnose minder vaak hoefde te herzien, dan bij volwassenen. Zij rapporteerden hun bevindingen in JAMA Psychiatry.1
De onderzoekers gebruikten gegevens van 37.086 patiënten uit het Stockholm MDD Cohort. Zij kregen tussen 2010 en 2013 voor het eerst een diagnose depressie in Stockholm (Zweden) en waren toen jonger dan 41 jaar. Bij 1 op de 3 was er ook een angststoornis. De auteurs volgden de deelnemers tot eind 2018. In totaal kregen 130 jongeren (tot 17 jaar) en 680 volwassenen (18-40 jaar) een bipolaire stoornis. De onderzoekers selecteerden hieruit zowel 114 jongeren met een gemiddelde leeftijd van circa 15 jaar als 114 volwassenen met een gemiddelde leeftijd van circa 25 jaar. Binnen 3 jaar na het begin van de depressie veranderde bij 7% van de jongeren en bij 17,5% van de volwassenen de diagnose naar een bipolaire stoornis. Jongeren hadden dus een lagere kans om binnen 3 jaar na het begin van de depressie alsnog een bipolaire stoornis te krijgen. Na het herzien van de diagnose was de duur van intramurale zorg bij zowel jongeren als volwassenen korter dan voor de diagnoseherziening (afnames varieerden van 0,081% tot 2,119%).
Het merendeel (92%) van de jongeren die meededen aan dit onderzoek kreeg pas als volwassene de diagnose bipolaire stoornis. Mogelijk komt dit doordat behandelaren binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie barrières ervaren om deze diagnose op jonge leeftijd te stellen. De afname in de duur van intramurale zorg bij bipolaire stoornissen benadrukt het belang van het tijdig en correct diagnosticeren van deze stoornissen.
Literatuur
1 Desai Boström AE, Cars T, Hellner C, e.a. Adolescent and adult transitions from major depressive disorder to bipolar disorder. JAMA Psychiatry 2024; 81: 863-9.