Homo plasticus. Over het menselijk aanpassingsvermogen
‘Aan jou, Adam (hiermee wordt de mens bedoeld), hebben wij niet een vaste verblijfplaats, niet een eigen gezicht of een bepaalde gave in het bijzonder gegeven. De natuur van de anderen (andere diersoorten) ligt vast en wordt binnen door ons voorgeschreven wetten beteugeld. Jij zult voor jezelf je natuur bepalen naar je eigen vrije wil waaraan ik je heb toevertrouwd.’ Dit schreef de vijftiende-eeuwse humanist Pico della Mirandola, waarmee hij wou zeggen dat de menselijke natuur niet vastligt, maar dat wij in staat zijn om onszelf voortdurend te ontwerpen en bij te sturen. Plastische wezens, voortdurend in verandering, met een zekere vrijheidsgraad, dat is de mens volgens Pico.
Over die menselijke plasticiteit heeft de Nederlandse psycholoog Roel Verheul een heel lezenswaardig boek geschreven. In het eerste deel, ‘Mythen van de onveranderlijke mens’, rekent hij af met een aantal deterministische verhalen die gedurende de geschiedenis van de neurobiologie en de psychologie naar voor geschoven zijn, zoals de stelling dat de mens volledig bepaald zou worden door zijn genen. Iedereen die de literatuur over genetica en psychiatrie volgt, weet dat dit niet het geval is, zoals Verheul overtuigend aangeeft in een mooi hoofdstuk over genetica, gen-omgevingsinteracties en epigenetica. Ook deterministische tendensen in de psychologie, zoals de gedragspsychologie van Skinner, worden met brio onderuitgehaald. We zitten ook niet vastgeroest in onze persoonlijkheid, want die is bij uitstek veranderlijk. Ook daarover schrijft Verheul, een expert in persoonlijkheidspsychologie, een heel geslaagd hoofdstuk.
Het tweede deel, ‘Mechanismen van verandering’, begint met een hoofdstuk over plasticiteit in het dierenrijk, waarin Verheul een aantal vormen van plasticiteit, aanpassingsvermogen, bij dieren beschrijft, zoals die gedurende de evolutie ontstaan zijn. In het daaropvolgende hoofdstuk probeert hij inzichtelijk te maken hoe deze evolutionair verankerde veranderingsmechanismen zich verder ontwikkeld en geperfectioneerd hebben bij de mens.
In het achtste hoofdstuk, ‘Hoe we onszelf bewust veranderen’, waagt de auteur zich aan het heikele thema van de vrije wil. Dit deel kon me minder bekoren. Hij definieert vrije wil als de mogelijkheid om bewust en rationeel tot een intentie te komen en dit in gedrag om te zetten. Dit punt wordt dan onderbouwd met een beschrijving van de keuzes die recent gemaakt zijn door het Britse prinsenpaar Harry en Meghan. Leuk om te lezen, maar niet echt overtuigend. De vrije wil is nu eenmaal een thema waarover al eeuwen wordt gediscussieerd in de theologie, de filosofie, de psychologie en recent ook in de neurobiologie, en eenvoudige antwoorden zijn er niet.
Het boek leest prettig, Verheul is een aangename verteller. De meer dan 300 bladzijden zijn goed gevuld met een overvloed van interessante feiten, weetjes en verhalen. Dat is meteen een mogelijk punt van kritiek. Soms raak je als lezer door de bomen het bos kwijt, en is het niet meer duidelijk hoe een bepaalde paragraaf bijdraagt tot de opbouw van de globale redenering. Maar alles samen is het zeer de moeite waard om het boek te kopen en te lezen, er iets mee bijleren zal u alleszins. En wellicht maakt het u ook een beetje vrolijker, want in zijn overtuigende en erudiete pleidooi voor de menselijke plasticiteit toont Verheul een optimistisch beeld over de toekomstmogelijkheden van mens en wereld. Dat kunnen we zeker gebruiken.
Stephan Claes, psychiater, Leuven