De vele lichamen die we zijn. Medisch-wijsgerige verkenningen
De verhouding van een mens tot zijn of haar eigen lichaam, en de verhouding van onze eigen lichamelijkheid tot ons autonoom handelen en onze betrokkenheid op de wereld - met passies die het oproept, met indrukken en ervaringen die het achterlaat, met kennis die het genereert, met emoties die het opwekt - zijn al eeuwen onderwerp van studie. Maar nog steeds blijft de ultieme waarheid van die verhoudingen in nevelen gehuld. Dat laat onverlet dat dit mysterie steeds opnieuw onze nieuwsgierigheid wekt en nadenken hierover, dikke en vooral boeiende filosofische traktaten heeft opgeleverd.
Nu hebben twee emeritus hoogleraren Bernard Sabbe, psychiatrie, en Luc Braeckmans, filosofie, de handen ineengeslagen om in dit boek een overzicht te geven van de vele theorieën over het menselijk lichaam die elkaar, gedurende eeuwen denkwerk, hebben aangevuld en tegengesproken. Ze doen dat met een missie. Ze constateren dat de dominantie van de neurowetenschappen ervoor heeft gezorgd dat de kennis over het menselijk
lichaam vanuit de filosofie, de antropologie en de kunst is weggezakt bij geneeskundestudenten, geneeskundigen en ook bij geïnteresseerde leken.
Vooraan in dit boek vinden wij de gevolgde tijdlijn: klassieke oudheid, middeleeuwen, moderne tijd en laat-moderne tijd. Het aantal auteurs dat de revue passeert in het overzicht van deze tijdlijn is indrukwekkend; ik tel er 73. Gelukkig worden ze niet allemaal afzonderlijk behandeld, maar komen ze ergens in de 20 thematisch opgezette hoofdstukken aan bod.
Ik noem een aantal opvallende thema’s (hoofdstukken): het lichaam als presentie in tijd en ruimte, het lichaam als machine, het lichaam als overgave, het beleefde lichaam, het lichaam als gender, het gedisciplineerde lichaam en het dode lichaam.
De ingewikkelde materie brengen de auteurs op een toegankelijke manier aan de man. Daar heeft zeker aan bijgedragen dat elk hoofdstuk op eenzelfde manier is opgebouwd: het begint met een klinisch vignet, een illustratie of een getuigenis (A), dat als entree dienstdoet voor een globale filosofische bespiegeling (B) die op haar beurt als kader dient voor een gedegen reflectie op het menselijk lichaam (C). Verder zorgen foto’s en afbeeldingen van kunstwerken voor de nodige luchtigheid. Zo wordt de lezer spelenderwijs bij de hand genomen en rondgeleid in drie millennia continentale filosofie.
Ik heb de indruk dat de verbanden tussen A, B, en C tamelijk willekeurig gekozen zijn door de auteurs. Laat ik het voorzichtig zo zeggen: ik had hier-en-daar meer voor de hand liggende keuzes gemaakt. Een paar voorbeelden. Om het vitalisme van Henri Bergson te verbinden met het procedureel geheugen vind ik tamelijk vergezocht, ik had het graag gezien als een opstapje naar de moderne philosophy of action. Om de filosofie van Nietzsche te verbinden met de algemene systeemtheorie van Von Bertalanffy, daar is enige verbeeldingskracht voor nodig; en om de neurofysiologische proeven van Libet betreffende het readinesspotentiaal te verklaren vanuit de filosofie van Spinoza en Leibniz misschien nog meer.
De auteurs hebben zich beperkt tot de continentale filosofie, wat op zich al een hele prestatie is. Toch mis ik verwijzingen naar de Angelsaksische literatuur (meesterwerk Flesh in the age of reason van Roy Porter (2003)) en analytische filosofie (Evan Thompson; Daniel Dennett). Dat had het boek nog actueler kunnen maken.
Voor wie is dit boek bestemd? Voor een breed publiek. Het is zeker te gebruiken in de het onderwijs voor studenten geneeskunde en biomedische wetenschappen. Alle artsen die een holistische kijk willen ontwikkelen op hun patiënten zouden dit boek moeten lezen. Ook geïnteresseerde leken kunnen dit boek aan. Het gebeurt zelden dat een geneeskundeboek een lovende pers haalt in een krant (Messeman, recensie Trouw 13-1-2021).
M. Nijs, psychiater np, psychotherapeut, Overasselt