Het geheime leven van het tienerbrein
Over het adolescentenbrein bestaan diverse stereotiepe opvattingen, al eeuwenlang. De adolescent is risicovol in zijn gedrag, zet zich af tegen mensen, is humeurig, heeft problemen met de emotieregulatie, etc. Aanvankelijk dacht men dat het lag aan hormonen of aan de sociale veranderingen in de puberteit. Echter, nu komen we er steeds meer achter dat dit essentiële uitingen zijn van een belangrijke ontwikkelingsfase van het brein.
Gewapend met nieuwe kennis, afkomstig van hersenscans en experimentele onderzoeken, probeert men om typisch adolescentengedrag te begrijpen op grond van onderliggende veranderingen in het brein tijdens deze jaren. De auteur van Het geheime leven van het tienerbrein, Sarah-Jane Blakemore, is hoogleraar Cognitieve neurowetenschappen in Londen en ontving meerdere belangrijke prijzen voor haar onderzoek. Met dit boek wil zij de opgedane kennis over de ontwikkeling van het adolescentenbrein delen met de lezer, waarbij ze tevens de vertaalslag wil maken naar hoe deze ontwikkeling het gedrag bepaalt en uiteindelijk bepaalt wie we als persoon worden op de volwassen leeftijd. Ze wil laten zien dat het gaat om een biologische ontwikkelingsfase, naast ook een hormonale en sociale ontwikkeling. Voor dit boek ontving zij in 2018 de Britse Royal Society Insight Investment Science Book Prize.
Blakemore staat in het boek uitgebreid stil bij de symptomen (risicogedrag, vergroot zelfbewustzijn en meer tijd met vrienden willen doorbrengen) van deze hersenontwikkelingsfase aan de hand van uitkomsten van diverse onderzoeken. Dit doet zij gedetailleerd en zorgvuldig.
Nadeel daarvan is wel dat het boek niet gemakkelijk leesbaar is voor een brede doelgroep, doordat er zoveel onderzoeken worden aangehaald. Het is soms moeilijk om goed geconcentreerd door een hoofdstuk te komen. Ook miste ik een korte samenvatting van de belangrijkste bevindingen aan het eind van elk hoofdstuk, en tevens een vertaalslag van de opgedane kennis naar het werken met adolescenten in de klinische praktijk. Mogelijk speelt hier de terughoudendheid van de schrijfster in mee, die aangeeft niet te snel overhaaste conclusies te willen trekken.
Blakemore roept vooral op om deze doelgroep te omarmen en meer onderzoek te gaan doen bij jongeren. Duidelijk is haar pleidooi voor begrip voor de gedragingen van deze doelgroep, waarbij meer kennis over deze belangrijke ontwikkelingsfase ook kan leiden tot meer begrip over het ontstaan van ziektebeelden in deze levensfase en hoe we met interventies daarin kunnen interveniëren.
W. van der Spek, psychiater, Breda