Modified interaction guidance (MIG): interventie bij gedesorganiseerde gehechtheid en trauma
Dit boek is een vertaling van de modified interaction guidance (mig), een gedragstherapeutische interventie gericht op een moeilijk te bereiken populatie, namelijk de ouder met gedesorganiseerde gehechtheid en onverwerkt trauma die door
D. Benoit (Universiteit van Toronto) tussen 2001 en 2006 werd ontwikkeld. Daarnaast beschrijven de auteurs de trauma-focused videofeedbackinterventie (tfvi). Benadrukt moet worden dat mig voor ouders/verzorgers is bestemd die duidelijk gestoord gedrag vertonen in de interactie met het kind.
Het boek telt 132 pagina’s. Het eerste deel - over de mig - wordt ingeleid met een uiteenzetting van gehechtheidsstijlen, in het bijzonder de gedesorganiseerde gehechtheid, gevolgd door een hoofdstuk over de werkzame elementen van de mig, en een protocollaire beschrijving van de mig per sessie (drie à zeven sessies).
De mig focust op verhoging van de sensitiviteit van de ouder alsook op vermindering van verstoord oudergedrag tijdens interacties met het kind. De kracht van het deel over de mig is de protocollaire beschrijving van sessies en doelen, die zeer consequent in dyadische en concreet gedragsmatige termen worden uitgelegd. De auteurs geven daarbij voorbeelden van hoe de behandelaar uitleg en instructies aan de ouder kan formuleren. Dit alles draagt positief bij aan de handzaamheid van het mig-protocol.
De schrijfstijl is soms wat redundant: zo onderbreken de auteurs hun heldere stap-voor-stapbeschrijving van de sessies met eerder gegeven theoretische achtergrondinformatie. Een schema van sessie-inhoud zou hierbij nuttig zijn.
Wat weerstand kan oproepen bij de mig is de zeer directieve en docerende houding van de behandelaar. Hoewel de noodzaak en effectiviteit van confronterende momenten duidelijk zijn, komen de gebruikte formuleringen soms belerend, sterk normatief en weinig sensitief over. Verder suggereren de voorbeelden dat voorbij wordt gegaan aan de kindfactoren in de interactie, hetgeen de insufficiëntiegevoelens van de ouder onnodig zal versterken. Daar staat tegenover dat men bij de mig ook aandacht schenkt aan de parallelprocessen, de noodzaak van supervisie/intervisie en de behandelaar instrueert om zijn/haar houding goed te bespreken met de ouder en deze goed te horen.
In het tweede deel beschrijven de auteurs de tfvi (drie à vijf sessies), een welkome aanvulling op de mig, waarin met de ouder gereflecteerd wordt op interne representaties op het niveau van gedachten, gevoelens en met name ook lichamelijke gewaarwordingen (van stress) in interacties met het kind. Sterk zijn de wijze waarop uitleg (in beeld) wordt gegeven over de mogelijke rol van vroege ervaringen, de duidelijke huiswerkopdrachten (met inventarisatie van triggers) en handige werkbladen (hulpbronnen voor ouder).
Kortom, ik beveel dit boek aan wegens de combinatie van mig en tfvi, waarbij het combineren van een sterk sturende-docerende houding in de mig met sensitieve afstemming aandacht verdient.
J. Visser, kinderpsychiater, Nijmegen