Trauma en persoonlijkheidsproblematiek
Voor mij ligt een zeer leesbaar, overzichtelijk en mooi vorm gegeven boek dat interventies voor posttraumatische stressstoornis (ptss) en persoonlijkheidssymptomen beschrijft. Deel I geeft een theoretische achtergrond, dat een – hoognodige – brug probeert te slaan tussen de vakgebieden van trauma en van persoonlijkheid. Uit het traumaveld leek er soms alleen oog te zijn voor kortdurende vormen van traumaverwerking: effectieve behandelingen, maar helaas nog niet goed onderzocht bij mensen met een ptss en comorbide persoonlijkheidsstoornis. In het veld van persoonlijkheidsstoornissen leek sprake van onderdiagnostiek van ptss en een te grote vrees voor traumaverwerking. Het boek is een mooi begin om deze polarisatie van de laatste jaren constructief op te pakken.
Deel II is een pleidooi om naast ptss ook persoonlijkheidsproblemen goed in kaart te brengen met – bij voorkeur – een klinisch interview zoals het Structured Clinical Interview for dsm-iv (scid-ii; nu scid-p-5).
In deel III introduceren de auteurs een zelfbedachte ‘interventiecirkel’ met in de kern het ‘verwerkingssegment’ met daaromheen de segmenten ‘psycho-educatie’, ‘praktische zaken’, ‘emotieregulatie’, ‘systeem’ en ‘integratie’, in een poging de veelheid van soorten interventies die bruikbaar zijn bij behandeling van trauma en persoonlijkheidsproblematiek te ordenen. Hoewel dit voor de beginnende traumabehandelaar wellicht een prettig overzicht biedt, blijft het te veel bij een opsomming van losse interventies die niet goed in hun samenhang worden geëvalueerd of wetenschappelijk worden onderbouwd (bij wie doe je, wanneer welke interventie?).
Deel IV ten slotte gaat in op valkuilen van de therapeutische relatie. Er wordt begrip getoond voor de vaak te lange duur van traumabehandelingen, maar het ‘weke hart’ van een behandelaar wordt wel geproblematiseerd en er worden ‘tips en tricks’ geboden om hiermee om te gaan.
Het is jammer dat de auteurs niet eenduidig met het begrip ‘trauma’ omgaan. Trauma (wond) wordt de ene keer gebruikt om traumatische gebeurtenissen aan te geven (bijv. paragraaf 1.4, pag. 5), de andere keer voor symptomen die het gevolg kunnen zijn van traumatische gebeurtenissen (paragraaf 2.2,
pag. 11).
Ook de term ‘complex trauma’ gebruiken zij voor symptomen (pag. 31), terwijl er gedoeld wordt op ‘complexe ptss’. Daarbij noemen de auteurs bovendien een aantal symptomen die noch aansluiten bij de voorgestelde definitie van ‘complexe ptss’ in de icd-11 (bijv. ptss-criteria plus symptomen in de domeinen emotieregulatie, zelfbeeld en interpersoonlijk functioneren), noch bij het alternatief ervoor in de dsm-5 (ptss met het dissociatieve subtype). Ook wordt te gemakkelijk gesteld dat complex trauma automatisch complexe symptomen impliceert (schema 2.2, pag. 32).
Dit is zonde, want onzorgvuldig gebruik van termen leidde eerder tot onnodige verwarring en droeg bij aan polarisatie van het veld. Ondanks deze kritiekpunten is het een mooi en relevant boek. Het biedt tevens onderbouwing aan het nut van twee gerandomiseerde gecontroleerde trials (rct’s) die gaan starten. Hierbij zal men korte traumagerichte interventies vergelijken met geïntegreerde trauma/persoonlijkheidsbehandeling bij mensen met een ptss en comorbide cluster C- of borderlinepersoonlijkheidsproblemen. Hopelijk helpen de resultaten hiervan om een model zoals de ‘interventiecirkel’ verder in te vullen met samenhangende, wetenschappelijke kennis.
K. Thomaes, psychiater, Amsterdam