Violence in psychiatry
In dit boek onderzoeken de auteurs de associatie tussen psychiatrische stoornissen en geweld. Hun doel is om op een wetenschappelijk verantwoorde basis aanbevelingen te doen over de aanpak en het voorkomen van geweld in de psychiatrische praktijk.
De zes hoofdstukken zijn telkens opgebouwd uit meerdere artikelen. In het eerste hoofdstuk leggen de auteurs een verband tussen de toename van gewelddadige incidenten waarbij mensen met psychiatrische diagnoses als daders betrokken zijn en de de-institutionalisering. Door deze toename ontstaat, aldus de auteurs, een nieuwe uitdaging voor de psychiater: het voorkomen van geweld in de samenleving en het behandelen ervan als medisch syndroom. In het tweede hoofdstuk bespreken auteurs de mogelijkheden en beperkingen van een risico-inschatting voor geweld. Zij maken een interessant onderscheid tussen drie vormen van geweld in de psychiatrie: psychotisch, impulsief en gepland. Daarnaast vindt men hier een uitvoerige discussie over het nut van vragenlijsten en andere instrumenten ter inschatting van het risico op geweld op korte en lange termijn.
Het derde hoofdstuk biedt hypothetische neurobiologische modellen waarbij de drie vormen van geweld gerelateerd worden aan hersencircuits. Dit hoofdstuk biedt een duidelijke stand van zaken wat betreft structurele en functionele neuroanatomie, neurochemie en moleculaire genetica van geweld en agressie.
In het vierde hoofdstuk vindt men concrete adviezen en een stappenplan voor risico-inschatting en behandeling van geweld. In het volgende hoofdstuk bespreken de auteurs in detail de farmacologische behandeling. Tot slot behandelt het zesde hoofdstuk algemene therapeutische interventies. Hier stellen de auteurs vragen bij de organisatie van forensische psychiatrische zorg. De inmiddels beruchte stelling dat de behandeling van psychopathie gecontraïndiceerd is, wordt hier geanalyseerd en vergeleken met recent onderzoek. Felthous verdedigt in zijn bijdrage de pragmatische stelling dat niet de psychopathie op zich behandeld moet worden, maar wel de meest problematische symptomen waarvoor wel een bewezen behandeling bestaat, bijvoorbeeld impulsieve agressie.
Het boek is mooi vormgegeven, duidelijk geschreven en de bijdragen zijn telkens kort en bondig. De epidemiologische analyses worden afgewisseld met casussen. Het boek overstijgt de psychiatrische setting en de auteurs beschouwen de maatschappelijke rol van de psychiater. Daartegenover staat dat de lezer mogelijk overdonderd wordt met de vele bijdragen, waarbij er onvoldoende gelet is op coherentie en continuïteit tussen de hoofdstukken. Het is jammer dat er geen inleiding of conclusie toegevoegd is die de 32 bijdragen tot een geheel zou kunnen smeden. Tot slot is het boek sterk georiënteerd op het Amerikaanse zorg- en rechtssysteem. Dit leidt er soms toe dat de motivatie voor het wetenschappelijk handelen eerder gegrond lijkt op de angst om vervolgd en veroordeeld te worden voor schuldig verzuim dan voor het ontmantelen van een mogelijk gevaarlijke situatie.
Het boek is aan te bevelen voor de lezer geïnteresseerd in forensische psychiatrie en de wetenschappelijke achtergrond van geweld en haar aanpak binnen de psychiatrische setting.
Z. Van Duppen, aios Psychiatrie, Leuven