De kunst van ART. Werkboek active recovery triad
Het is verheugend dat de vernieuwingslust in de Nederlandse ggz de afgelopen jaren ook de groep patiënten heeft bereikt in de langdurige psychiatrie, de 24-uurszorg, de verblijfsafdelingen of hoe deze locaties ook heten, waar de huisvesting weliswaar steeds beter is geworden, maar feitelijk de behandeling en het perspectief minimaal zijn gebleven. Het is inmiddels een landelijke beweging geworden, de active recovery triad (art), die nadrukkelijk de triade cliënt-familie-hulpverlener centraal plaatst.
art is bedoeld voor mensen bij wie het herstelproces is gestagneerd en alle andere zorg al is geprobeerd. art wil deze mensen de ruimte van het volledige leven bieden. Een mooie formulering: het gaat immers niet om de terugkeer naar de maatschappij, maar om een volledig leven met veel meer rollen dan het cliënt-zijn. De definitie ‘dat alles al is geprobeerd’ is wel problematisch. In een nieuwe context kunnen niet-geslaagde interventies uit het verleden nu wel effectief blijken te zijn. Een perspectief dat in dit boek onvoldoende wordt benoemd.
De parel van het boek is hoofdstuk 2, waarin Joost, een cliënt die ‘alles heeft meegemaakt’ en na 15 jaar opname (zo lang dat hij gestopt is met tellen) nu met art relaties heeft hersteld en weer zelfstandig woont.
Het model van art gaat ervan uit dat deze vorm van zorg tijdelijk is (3 jaar tenzij), iemand zijn of haar eigen woning kiest, en cliënt, professional en naastbetrokkenen actief naar herstel toewerken van gezondheid, identiteit en dagelijks leven. Het zorgproces wordt mooi beschreven: beginnen met contact opbouwen, het revitaliseren van de naasten (resourcegroep), herstelwensen vaststellen en daarop interventies inzetten. art-teams zijn kleine teams (12-14 fulltime-equivalenten), die zorgdragen voor 25 cliënten. Dit lijkt een te klein aantal voor het organiseren van 24-uurszorg. Dit wordt niet toegelicht.
Het boek besluit met een helder organisatieplan om een art-team op te zetten: gezamenlijk schrijven van een visiedocument, gevolgd door een startconferentie, halfjaarlijkse doorbraakconferenties en het volgen van de plan-do-check-act(pdca)-cyclus.
Al met al een ambitieuze nieuwe manier van werken. Wat naar mijn mening ontbreekt, is het uiteindelijke doel een ggz te organiseren waarin dit soort voorzieningen niet meer nodig zijn. Dat is wellicht iets voor een nieuwe druk van dit boek. Hopelijk wordt deze met minder haast uitgebracht, want redactioneel is het niet goed gegaan. Er staan typefouten in, vele afkortingen worden niet eerst uitgeschreven, de keuze en aandacht voor interventies lijken wat willekeurig en sommige referenties in de tekst ontbreken in de literatuurlijst.
Een belangrijk domein voor de doorontwikkeling van art is volgens mij ook de poortwachtersfunctie. Dit wordt wel kort aangestipt, maar verdient meer uitwerking: de art-teams zijn specialisten in het aanpakken van dreigende stagnatie en kunnen worden betrokken bij consultaties door flexibele assertive community treatment(fact)-teams om te voorkomen dat er een indicatie voor een art-afdeling ontstaat.
R. Keet, psychiater, Alkmaar