Autoriteit
Met goedgekozen voorbeelden – onder andere uit het onderwijs – kan de auteur dit vaststellen: ‘maatschappelijk en individueel hebben we een reusachtig probleem met autoriteit’ (p. 33). Het lijkt open deuren intrappen, maar dat is het niet.
Eerst dienen we het probleem te begrijpen. Met ‘heldere Hannah’ (Arendt) als (gezagsvolle?) gids is er de onderscheiding tussen macht en autoriteit. Macht berust op een tweeledige structuur (de een is sterker dan de ander), terwijl hiërarchie drieledig is (iemand bezit autoriteit over een ander op basis van een externe bron waarin ze samen geloven). Vervolgens schetst de auteur de drieledige oorsprong van de traditionele autoriteit: de klassieke Griekse filosofie (Plato), het oude Rome en het christendom. Verhaeghe merkt terecht op dat het steeds om een patriarchale autoriteit gaat (terwijl Hannah Arendt dit niet vermeldt). Dit tijdperk, we beseffen het nauwelijks, is voorbij…
Vervolgens beschrijft de auteur de drie ‘onmogelijke beroepen’ (naar Freuds Erziehen, Kurieren und Regieren) in hun huidige traditionele patriarchale teloorgang. Opvoeden: ‘het einde van de vaders’; politiek: ‘wie gelooft die mensen nog’? Psychotherapie: niet zo evident als het voorgesteld wordt. In het volgende hoofdstuk wordt de omslag van de patriarchale structuur (met Darth Vader als icoon) naar de horizontale autoriteit (met Big Brother als beeld) beschreven. Wellicht zullen er nog veel woorden over de voorkeur van de auteur voor deze laatste vorm van autoriteit vloeien …
In twee hoofdstukken behandelt de auteur de genderproblematiek en opvoeding als voorbeelden van transformatie in het autoriteitsconcept. Met ‘de autoriteit van een collectief’ vindt een eerste aanzet tot vernieuwend denken over autoriteit plaats.
In het volgende hoofdstuk over economie wordt dit ten volle ontplooid in de alternatieven van horizontaal management en commons waarbij (economische) groei niet meer hét criterium vormt, maar wel duurzaamheid.
Het culminatiepunt van het boek, in het laatste hoofdstuk beschreven, is te vatten in de dynamiek van de ‘deliberatieve democratie’. Dit beoogt de beslissingen opnieuw bij de politiek te brengen en ze niet aan de ‘vrije markt’ over te laten. Er wordt democratisch beslist op grond van evenredige vertegenwoordiging en transparantie, iets wat in het huidig verkiezingsstelsel eufemistisch gezegd zoek is.
Wat heeft de psychiater aan een dergelijk boek? Veel. Het handelt o.a. over macht, autoriteit en vooral deliberatieve raadpleging. In het veranderend landschap van de geestelijke gezondheidszorg winnen deze thema’s meer en meer aan belang. De toekomst zal uitwijzen of dit boek een aanrader blijft.
M. Calmeyn