Psychodrama in de praktijk. Therapie op de vloer
Psychodrama, ontwikkeld door Jacob Moreno rond 1920 als een methodiek binnen de groepspsychotherapie, wordt toegepast in de psychiatrie vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw. Helaas wordt, door de bezuinigingen in de ggz, op veel plaatsen het aanbod aan therapieën ingekrompen, en een methodiek als psychodrama is daar ook vaak het slachtoffer van.
Dat psychodrama veel te bieden heeft, ook aan patiënten met complexe problematiek, blijkt uit dit inspirerende boek. De auteurs zijn allen ervaren in psychodrama, vaak daarnaast docent of supervisor, en combineren psychodrama ook met andere methodieken zoals interpersoonlijke therapie (ipt), schematherapie, transactionele analyse of systeemtherapie. Omdat psychodrama ook de sterke kanten van mensen aanspreekt zoals spontaniteit, creativiteit, empathie en moed, past het ook uitstekend binnen het oplossingsgerichte therapiemodel.
In het hoofdstuk ‘De reis van de held’ wordt, naar analogie van de sage van Lord of the rings, een universeel therapieverhaal verteld van een patiënt die obstakels binnen en buiten zichzelf moet overwinnen, een initiële verandering doormaakt, gevolgd door terugval. Uiteindelijk gaat de patiënt de confrontatie aan met zijn angst, om een pijnlijk inzicht te verwerven waarbij hij vaak een vertrouwd, maar beperkend deel van zichzelf moet opgeven, en ten slotte de veranderingen uit de therapie integreert in zijn dagelijks leven. Dat psychodrama, meestal in een groep, maar soms ook in individuele sessies, hierbij een therapieversneller kan zijn en leidt tot doorvoeld inzicht dat gedeeld wordt met en herkend door groepsleden, wordt duidelijk uit de heldere vignetten. Soms ook met heftige casuïstiek zoals persoonlijkheidsstoornissen of chronische ptss.
Vanuit de theorie over het zelf, identiteit, gehechtheid, mentaliseren en emotieregulatie maken de auteurs inzichtelijk hoe psychodrama patiënten met persoonlijkheidsstoornissen kan helpen. Indicatiestelling en grondige diagnostiek zijn essentieel, alsmede het gebruik van meer steunende interventies en het afstemmen van het tempo van de behandeling op de patiënt. Bij patiënten met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis zal het mentaliseren meer gericht zijn op stimuleren van het denken, terwijl bij patiënten met een neurotische problematiek de aandacht juist op de gevoelsmatige component gericht wordt. Technieken zoals werken met een contract, steeds teruggaan naar een ‘veilige plek’ en soms de patiënt even uit de scène halen (‘stop, sta stil en spoel terug’), helpen om het angstniveau binnen een therapeutisch venster te houden.
Twee kleine kanttekeningen: het is jammer dat de etiketterende term ‘borderliner’ wordt gebruikt en dat een trefwoordenregister ontbreekt.
Al met al is het boek zeker een aanrader voor psychiaters, psychologen en psychotherapeuten, en zal het hopelijk de aandacht voor deze krachtige methode stimuleren.
M. Thunnissen