Diagnose psychiatrie. Een wandeling door de psychiatrische dierentuin
Paul Wisman is sociaal psychiater in Dordrecht. Hij schreef eerder op toegankelijke wijze voor geïnteresseerde leken over de psychiatrie en haar praktische behandelmogelijkheden.
In het mede naar aanleiding van het uitkomen van de dsm-5 heruitgegeven Diagnose psychiatrie bespreekt hij vrijwel alle aspecten van het diagnosticeren in de psychiatrie. Knelpunten en relativeringen schuwt hij daarbij niet.
Het boek bevat 100 korte vignetten waaruit telkens blijkt dat op hoofdlijnen de dsm-5 een zinvolle eerste schifting kan maken van psychiatrische stoornissen. In de praktijk gaat het echter om heel andere zaken die bepalen wat er moet gebeuren. Dat zijn de geschiedenis, de individuele betekenis die aan symptomen kan worden toegekend en de sociale context.
De opzet van het boek is breed, startend met het herkennen van psychiatrisch ziektebeelden in de vroege oudheid en uiteindelijk uitkomend bij een te verwachten dsm-6 in 2030. Tussendoor blijkt op elke bladzijde de grote praktijkervaring van de auteur. Deze praktijk is boeiend en verrassend als we ons daarvoor openstellen. Hoewel de theorie en de vignetten voor psychiaters soms wellicht te weinig diepgang hebben, kan dat helpend zijn bij de motivatie voor het vak.
Het boek lijkt me echter vooral geschikt voor mensen die geen psychiater zijn, maar professioneel met de psychiatrie te maken hebben, zoals huisartsen en collega-specialisten. En voor degenen die menen dat de psychiatrie maakbaar is: politici, managers en zorgverzekeraars. Het laat zien dat geen patiënt eender is, niet alleen als persoon, maar ook in de manifestatie van psychische klachten. Ook toont de auteur successen en de tegenslagen en mislukkingen, zoals een geslaagde suïcide, en welke twijfels dat achteraf allemaal oproept. Daarop zal de kern van het beleid gericht moeten blijven.
Wisman schrijft er met een aantrekkelijke stijl over. Een kritiekpunt is de ondertitel: ‘een wandeling door de psychiatrische dierentuin’. Hoewel hij toelicht het in het geheel niet zo te bedoelen, roept deze wat mij betreft toch bij eerste indruk teveel een beeld op van hokjesdenken in een rariteitenkabinet van afwijkingen.
Al met al levert Wisman een nuttige bijdrage om voor de betrokken leek te laten zien waar het in de psychiatrie om gaat en waarom het zo’n mooi vak is. Ik kan het daarom aanraden, niet zozeer om zelf te lezen, maar om uit te delen aan de niet-psychiaters in uw omgeving.
R. Van