De toekomst die we willen versus de toekomst die we krijgen
Tijd
Ik droomde, dat ik langzaam leefde…
langzamer dan de oudste steen.
Het was verschrikkelijk: om mij heen
schoot alles op, schokte of beefde,
wat stil lijkt. ‘k Zag de drang waarmee
de bomen zich uit de aarde wrongen
terwijl ze hees en hortend zongen;
terwijl de jaargetijden vlogen
verkleurende als regenbogen…
Ik zag de tremor van de zee,
zijn zwellen en weer haastig slinken,
zoals een grote keel kan drinken.
En dag en nacht van korte duur
vlammen en doven: flakkerend vuur.
- De wanhoop en welsprekendheid
in de gebaren van de dingen,
die anders star zijn, en hun dringen,
hun ademloze, wrede strijd…
Hoe kón ik dat niet eerder weten,
niet beter zien in vroeger tijd?
Hoe moet ik het weer ooit vergeten?
Uit: Parken en woestijnen, M. Vasalis, 1940.
Voor dit themanummer vroegen we de auteurs hun visie op de toekomst van de psychiatrie te beschrijven: waar zouden we kunnen staan over tien tot twintig jaar op het gebied van zorg, onderwijs en/of wetenschappelijk onderzoek? Eigenlijk betrof dit een onmogelijke vraag. Niemand kan immers de toekomst voorspellen en futurologie is een vakgebied op zich, te definiëren als ‘het systematisch bestuderen van toekomstige mogelijkheden, trends, en ontwikkelingen, met het doel om beter geïnformeerde beslissingen in het heden te nemen’. Bovendien zijn experts niet veel beter in het voorspellen van de toekomst dan een groep leken. Veel weten van een vakgebied kan zelfs nadelig werken: experts zijn geneigd zich vast te houden aan tijdens langdurige opleiding en specialisatie opgedane ideeën en onderschatten de mogelijkheid van een (onverwachte) radicale verandering.1,2
Toekomstscenario’s
Hoewel ‘de toekomst’ zorgen kan baren omdat er in het nu problemen zijn, is er vaak impliciet vooral een positieve connotatie: de hoopvolle verwachting dat we in de toekomst als mensen meer ontwikkeld zullen zijn en dat er dus een betere wereld mogelijk is. De toekomst over een jaar zien we misschien neutraal in (‘er zal wel niet veel veranderen’), maar die over tien tot twintig jaar vaak enigszins optimistisch. In het gedicht Tijd toont Vasalis ons ook de paradox van grote, snelle veranderingen: terwijl we naar de toekomst kijken, overrompelt deze ons ook en raken we gedesoriënteerd: ‘De wanhoop en welsprekendheid in de gebaren van de dingen, die anders star zijn, en hun dringen, hun ademloze, wrede strijd… Hoe kón ik dat niet eerder weten, niet beter zien in vroeger tijd?’
In zijn alternative four futures model (AFFM; oorspronkelijk ontwikkeld voor maatschappelijke veranderingen) beschrijft Jim Dator grofweg vier verschillende toekomstmodellen:
– Groei: dit scenario veronderstelt een toekomst waarin groei en technologische vooruitgang centraal blijven staan, met kleine stappen of adaptaties binnen de systemen zoals we deze kennen.
– Instorting: dit scenario schetst een toekomst waarin het huidige systeem instort, bijvoorbeeld door ecologische of economische rampen. Dit wordt vaak ervaren als een worstcasescenario, maar hoeft dit niet noodzakelijk te zijn. Het leidt tot een terugval met een mogelijk minder complexe samenleving.
– Discipline: in dit scenario verschuift de focus naar beperking van consumptie en duurzaamheid of naar een meer dystopische maatschappij gebaseerd op religieuze of politieke waarden.
– Transformatie: in dit scenario vindt een fundamentele verandering plaats, die eigenlijk altijd moeilijk is voor te stellen als deze er nog niet is. Denk aan technologische doorbraken of culturele omwentelingen.3
Vanuit het AFFM-perspectief lijken de bijdragen in dit themanummer vooral vanuit een groeiscenario geschreven: haalbare veranderingen, veelal binnen of met kleine aanpassingen van de huidige structuren en systemen, de één wat ingrijpender dan de ander. Veel auteurs beschrijven hoe men hóópt en niet zozeer hoe men dénkt dat de toekomst eruit zal zien.
De doorgaans minder aantrekkelijk geachte scenario’s van instorting of discipline worden bijvoorbeeld niet expliciet besproken, terwijl deze met de onhoudbaarheid van toenemende prevalentiecijfers en tekorten aan middelen in de ggz wel degelijk realistisch kunnen zijn. Mogelijk heeft dit er ook mee te maken dat we ons moeilijk kunnen voorstellen dat het beroep van psychiater ooit volledig zou kunnen verdwijnen.
Ook staan er in dit nummer geen toekomstvoorspellingen die passen binnen het transformatiescenario: dat is begrijpelijk, want dit betreft ideeën en ontwikkelingen buiten onze denk- en begrippenkaders in het heden. Bij eerste presentatie van dergelijke ideeën wekken ze bovendien vaak vooral ongeloof en weerstand op. Historische voorbeelden hiervan zijn de voorspellingen over de creatieve mogelijkheden van computerprogramma’s door Ada Lovelace en de ideeën over draadloze communicatie van Nicola Tesla, die heden ten dage vanzelfsprekend onderdeel zijn van ons dagelijks leven. Rond 1843 werkte Lovelace aan haar notities over de analytische motor van Charles Babbage, waarin ze stelde dat een machine niet alleen getallen kon manipuleren, maar ook in staat zou zijn om muziek te componeren en kunst te creëren. Haar ideeën werden door veel tijdgenoten als waanzin gezien, omdat men het concept van programmeerbare machines nog niet begreep. Rond 1893 voorspelde Tesla dat het mogelijk zou zijn berichten en elektriciteit draadloos te verzenden, wat destijds als onrealistisch werd gezien en daarom met scepsis werd beschouwd.
Dit roept interessante vragen op over de aard van de toekomst(verwachtingen) in ons vakgebied: hopen we dat de gewenste veranderingen haalbaar zijn door aanpassingen binnen de huidige systemen? Hopen we zo geleidelijk te evolueren naar meer mensgerichte, efficiënte en inclusieve zorg? Of moeten we hopen op fundamentelere, moeilijker te voorspellen veranderingen? Hebben we deze transformatieve, disruptievere scenario’s gemist door onvoldoende podium te geven aan mogelijke visionairen, wiens intuïtie, dromen (of nachtmerries) en ideeën we misschien nu als volstrekt belachelijk beschouwen?
Meer technologie of meer menselijke maat?
In het tijdschrift Medisch Contact werd lezers gevraagd naar aanleiding van het 175-jarig bestaan van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) een brief te schrijven naar artsen over 175 jaar. De teneur bij de bijdragen was dat men een toekomst zag waarbij ze, ingeklemd tussen allerlei technologisch vernuft, vooral hoopten op de menselijke maat. Een auteur merkte op dat het een populaire veronderstelling is dat technologie juist meer ruimte geeft voor echt contact, maar dat hij dat in de praktijk niet zo ervaart. Ignace Schretlen schreef in zijn bijdrage: ‘Maar mensen blijven mensen. Ons hart zal niet van links naar rechts verschuiven (…). Lijden blijft lijden en troost bieden zal altijd belangrijk blijven. Aan doodgaan valt niet te ontkomen. Laat u nooit verblinden door wat er is veranderd, verandert en zal veranderen, maar blijf aandacht houden voor het wezen van de mens in patiënten én… in uzelf!’4
Toekomstvoorspelling: vooral nuttig voor het heden
Bij psychiatrie, zowel inhoudelijk als zorgorganisatorisch, gaat het vaak om zogenaamde ‘wicked problems’: er zijn geen eenvoudige oplossingen voorhanden, er zijn tegengestelde belangen, uitkomsten zijn moeilijk te voorspellen en leveren vaak weer nieuwe vragen op. Toekomstscenario’s zijn dan ook niet echt voorspellend voor de verre toekomst, maar hebben vooral effect op het heden en de zeer nabije toekomst.5
Hiervoor kunnen we het beste meerdere scenario’s hebben, die ruimte bieden voor hoop, realisme, verbeeldingskracht en acceptatie van ongemak, en die flexibel kunnen worden toegepast op basis van maatschappelijke ontwikkelingen. Als de richtingen die voorspeld worden in dit themanummer uitkomen, wacht ons een eerlijkere en inclusievere toekomst. Als ze niet uitkomen, dan hebben we in ieder geval waarden en een gezamenlijk verhaal, die richting geven aan wat we in het heden willen gaan doen. Nog belangrijker dan het voorspellen zijn immers het adapteren en stappen nemen om deze toekomst misschien wel mogelijk te kunnen maken. We hopen als gastredactie daarom dat de artikelen uit dit themanummer helpen bij deze reflectie op ons werk, op het gebied van zorg, opleiding en wetenschappelijk onderzoek.
Literatuur
1 Tetlock P, Gardner D. Superforecasting, the art and science of prediction. New York: Crown; 2015.
2 Forecasting Collaborative. Insights into the accuracy of social scientists’ forecasts of societal change. Nat Hum Behav 2023; 7: 484-501.
3 Dator J. Alternative futures & the futures of law. In: Dator J, Bezold C, red. Judging the future. Honolulu: University of Hawaii Press; 1981.
4 Lezersbijdragen: Boodschap voor de arts van 2199. Medisch Contact 3 oktober 2024.
5 Sardar Z. The namesake: Futures; futures studies; futurology; futuristic; foresight – What’s in a name? Futures 2010; 42: 177-84.
Auteurs
Lineke Tak, psychiater en senior onderzoeker, Dimence Alkura Specialistisch Centrum Aanhoudende Lichamelijke Klachten, Deventer.
Jürgen De Fruyt, pychiater, afd. Psychiatrie, AZ Sint-Jan Brugge AV.
Mette Konings, psychiater, Mondriaan, president European Federation of Psychiatric Trainees.
Piet Bracke, gewoon hoogleraar Sociologie, Universiteit Gent.
Kris Goethals, forensisch psychiater en psychotherapeut, directeur Universitair Forensisch Centrum, Universitair Ziekenhuis Antwerpen; hoogleraar Forensische psychiatrie, CAPRI, Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Antwerpen.
Annemiek Dols, psychiater en onderzoeker, afd. Psychiatrie, UMC Utrecht.
Correspondentie
Dr. Lineke Tak (l.tak@dimence.nl).
Geen strijdige belangen gemeld.
Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd op 12-12-2024.
Citeren
Tijdschr Psychiatr. 2025;67(2):65-67