Neuropsychiatrische verenigingen in België: van ontstaan tot splitsing (1869-2008)
Achtergrond Professionele verenigingen zijn van oudsher belangrijk geweest voor het specialisatieproces en de identiteit van medische specialisten. De psychiatrie en de neurologie kennen een gemeenschappelijke oorsprong in de 19de eeuw en maakten vervolgens een grote evolutie door. Over de rol van de neuropsychiatrische verenigingen is er nog relatief weinig bekend.
Doel Een beknopt historisch overzicht geven van de Belgische neuropsychiatrische verenigingen en inzicht krijgen in de factoren die van belang waren bij hun oprichting en ontbinding.
Methode Beschrijvend onderzoek aan de hand van mondelinge getuigenissen, archiefmateriaal, tijdschriften van de bestudeerde verenigingen en secundaire literatuur.
Resultaten In 1869 richtten de toenmalige ‘aliënisten’ de eerste Belgische psychiatrische vereniging op. Vervolgens hebben drie breuklijnen – beroepsverenigingen versus wetenschappelijke verenigingen, regionale versus nationale verenigingen, neurologische versus psychiatrische verenigingen – geleid tot de huidige neurologische en psychiatrische verenigingen in België.
Conclusie De neuropsychiatrische verenigingen hebben in de loop van de tijd de identiteit van de neurologie en de psychiatrie mee bepaald. Hierbij zijn de verenigingen niet alleen onderhevig geweest aan inhoudelijke factoren, met name de evolutie van het vakgebied, maar ook aan niet-inhoudelijke factoren. Deze laatste zijn specifiek voor België en betreffen de communautaire kwestie en de historisch ontstane splitsing in wetenschappelijke verenigingen en beroepsverenigingen.
De specialismen psychiatrie en neurologie hebben historisch gezien gemeenschappelijke wortels. In de negentiende eeuw ging een aantal artsen zich bekommeren om het lot van de toenmalige ‘krankzinnigen’. Het ging om mensen die leden aan psychoses, bewegingsstoornissen, dementie, katatonie, epilepsie en soortgelijke aandoeningen. Tot dan hadden zij niet systematisch aanspraak kunnen maken op medische zorg. Doorgaans werden ze opgesloten onder erbarmelijke omstandigheden. Rond 1800 gingen in heel Europa stemmen op onder artsen voor een meer humane benadering die ook op genezing zou gericht zijn. In België was de arts Joseph Guislain het gezicht van deze beweging – hij zou al snel als de vader van de Belgische psychiatrie worden gezien. Deze eerste artsen noemden zichzelf ‘aliënisten’. De term stamt van het Latijnse ‘alienus’, wat ‘vreemde’ betekent. Men zag de geesteszieke immers als een vreemde. Deze ‘aliënisten’ werkten in grote instellingen, de ‘gestichten’.1-3
In de loop van de geschiedenis heeft de identiteit van de artsen en het vakgebied een grote ontwikkeling doorgemaakt. Na de Tweede Wereldoorlog groeiden de ‘gestichten’ uit tot psychiatrische ziekenhuizen. Er kwamen geleidelijk aan ambulante voorzieningen, open diensten in de psychiatrische ziekenhuizen en psychiatrische afdelingen in de algemene ziekenhuizen. Men sprak nu van zenuwartsen of neuropsychiaters in plaats van ‘aliënisten’. Het vakgebied werd omvangrijker en steeds moeilijker te overzien door een en dezelfde arts. Zo kwamen er uiteindelijk aparte psychiaters en neurologen, zoals we ze vandaag kennen.2,4
De professionele verenigingen waarin de artsen zich van oudsher groepeerden zijn in de loop van de tijd mee geëvolueerd. In 1869 richtten de ‘aliënisten’ een eerste vereniging op, de Société Royale de Médecine Mentale de Belgique (SRMMB). Mettertijd ontstonden nieuwe verenigingen en afscheuringen.4,5 Dit heeft geleid tot de verscheidenheid aan verenigingen die België vandaag kent en typeert.
In dit artikel bespreken we het ontstaan van de eerste verenigingen en drie breuklijnen die sindsdien optraden (hiervan zijn de eerste twee specifiek voor België):
– eerste breuklijn: beroepsverenigingen versus wetenschappelijke verenigingen (jaren 40);
– tweede breuklijn: regionale versus nationale verenigingen (jaren 60);
– derde breuklijn, neurologische versus psychiatrische verenigingen (jaren 2000). Deze breuklijn leidde overal in Europa tot een splitsing van de neuropsychiatrische verenigingen. In België vond deze splitsing pas plaats na 2000. Dit is opmerkelijk laat ten opzichte van onze buurlanden.6
methode
Ten eerste consulteerden we voormalige protagonisten en bestuursleden van Belgische neuropsychiatrische verenigingen om de historische ontwikkeling van de verenigingen op een feitelijk niveau te reconstrueren.
Ten tweede maakten we gebruik van beschikbare overheidsdocumenten, bestaand archiefmateriaal en tijdschriften van de bestudeerde verenigingen (tabel 1).
Bij het Belgisch Staatsblad vroegen we de oprichtingsakte, statuten en indien van toepassing de ontbindingsakte van de beroepsverenigingen en wetenschappelijke verenigingen. Verder raadpleegden we de koninklijke besluiten over de erkenningscriteria voor arts-specialisten en de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen in de neuropsychiatrie, neurologie en psychiatrie.
Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) bezorgde data over het aantal artsen per specialisatie per jaar. Deze waren beschikbaar van 1999 tot 2020.
We namen contact op met de verenigingen met de vraag naar archiefmateriaal. Het archief van de Vereniging van Vlaamse Zenuwartsen (VVZ) was beschikbaar voor inzage.
Verder consulteerden we de tijdschriftcollectie van het Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Artsen-Specialisten (VBS) (De Geneesheer-Specialist en jaarverslagen, online beschikbaar, https://www.vbs-gbs.org), het tijdschrift van de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie (VVP) en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) (Tijdschrift voor Psychiatrie, online beschikbaar, https://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl), het tijdschrift van de Belgian Neurological Society (Acta Neurologica Belgica, bibliotheekcollectie KU Leuven) en het tijdschrift van de Société Royale de Médecine Mentale de Belgique (Acta Psychiatrica Belgica, bibliotheekcollectie KU Leuven).
Tot slot maakten we gebruik van referentiewerken en overzichtsartikelen over de geschiedenis van de neuropsychiatrie, neurologie en psychiatrie.
Tabel 1. Geraadpleegde bronnen
Protagonisten uit de neuropsychiatrische verenigingen |
Mondelinge getuigenissen |
Belgisch Staatsblad |
Oprichtingsakte, statuten en indien van toepassing ontbindingsakte van de neuropsychiatrische verenigingen Koninklijke besluiten over de instelling en wijzigingen van de erkenningscriteria voor arts-specialisten Koninklijke besluiten tot wijziging van nomenclatuur in de neuropsychiatrie, neurologie en psychiatrie |
RIZIV |
Aantal artsen per specialisme per jaar (1999-2020) |
Archief van de VVZ |
Notulen van bestuursvergaderingen (1997-2003) Het ledenblad, ‘Nieuwsbrief’ (1990-2003) Administratieve documenten en correspondentie |
Tijdschriften |
Tijdschriftcollectie van het VBS Tijdschrift voor Psychiatrie Acta Neurologica Belgica Acta Psychiatrica Belgica |
Bibliotheekcollectie KU Leuven |
Overzichtsartikelen Referentiewerken |
RIZIV: Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering; VBS: Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Artsen-Specialisten; VVZ: Vereniging van Vlaamse Zenuwartsen
resultaten
1869: de Société Royale De Médecine Mentale De Belgique
Het ontstaan van de psychiatrie in België plaatst men gewoonlijk in 1850, wanneer de eerste krankzinnigenwet van kracht werd. Dit gebeurde mede onder impuls van de eerste ‘aliënisten’ (figuur 1).2 De wet vereiste, voor het eerst, het advies van een arts bij de opname van een geesteszieke. Hierdoor werd waanzin formeel beschouwd als een ziekte, ‘une maladie mentale’.3
De ‘aliënisten’ verenigden zich in de Société Royale de Médecine Mentale de Belgique (SRMMB, opgericht in 1869, figuur 1). De oorspronkelijk benaming was Société de Phréniatrie.7 ‘Phréniatrie’ verwees naar hersen‐ en geestesziektes. De term ‘médecine mentale’ is ruimer en duidt minder op de oorzaak van de psychiatrische aandoening.8 De SRMMB was de tweede beroepsvereniging van arts-specialisten in België na de pathologen-anatomen, die in 1857 als eersten een vereniging hadden gesticht.9 De SRMMB was ook een van de eerste Europese neuropsychiatrische verenigingen, in navolging van o.a. het Verenigd Koninkrijk (1841) en Frankrijk (1852).10 In Nederland richtten gestichtsartsen in 1871 de Nederlandsche Vereeniging voor Psychiatrie op.6
De SRMMB was fundamenteel voor de profilering en professionalisering van de artsen in deze periode. Er rustte een groot stigma op psychiatrische ziekten, wat ook de artsen trof die zich hiermee inlieten. Zodoende waren de ‘aliënisten’ een marginale groep binnen de geneeskunde. Verder was er geen scholing of wettelijke erkenning door de overheid. De Belgische overheid hield zich afzijdig en liet, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Franse overheid, de bouw van instellingen over aan privé-initiatieven of religieuze orden. De artsen moesten zich bijgevolg schikken naar de lokale eigenaren.2,11
Tegen deze benarde achtergrond trachtte de SRMMB op te komen voor de belangen van de artsen en de zieken. Het lidmaatschap gold als een bewijs van bekwaamheid, een informele erkenning in afwachting van wettelijke erkenning. Om lid te worden moest de kandidaat door twee derde van de leden aanvaard worden. De vereniging trachtte verder de wetenschappelijkheid van de discipline te verhogen door een eigen tijdschrift, het Bulletin de la Société de Médecine Mentale de Belgique, en de organisatie van congressen.10
De SRMMB oefende ook druk uit op de overheid om de wet van 1850 te herzien. Volgens deze wet initieerde de burgemeester gedwongen opname, mits het advies van een arts. Vervolgens moest de hoofdgeneesheer de opname al dan niet bevestigen. De patiënt kon in beroep gaan bij de rechtbank.1 De overheid organiseerde toezicht op de instellingen. In 1873 kwam er een lichte hervorming van deze wet naar aanleiding van een ernstig incident in de instelling van Evere (figuur 1). De instelling had de moord op twee patiënten door een derde patiënt verborgen gehouden en bleek allerlei wanpraktijken toe te passen. De hervorming van de wet gaf de arts een meer onafhankelijke positie en verscherpte het toezicht, maar veranderde in de praktijk weinig.1
De wet van 1850-1873 werd pas vervangen in 1990, door de wet ter bescherming van de persoon van de geesteszieke (figuur 1). Deze stelt dat de vrederechter de gedwongen opname al dan niet uitspreekt, gebaseerd op het verslag van een arts en het verhaal van de patiënt, bijgestaan door zijn advocaat en zijn vertrouwenspersoon. Op deze manier worden de functies van de arts en de rechterlijke macht beter van elkaar gescheiden.12 Een herziening van de wet van 1990 ligt momenteel op tafel.
Figuur 1. Tijdlijn ontwikkelingen neurologie en psychiatrie en Belgische verenigingen
SBN: Société Belge de Neurologie; SRMMB: Société Royale de Médecine Mentale de Belgique; VVN: Vlaamse Vereniging voor Neurologie; VVP: Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie; VVZ: Vereniging van Vlaamse Zenuwartsen. De logo’s rechts zijn de huidige logo’s van de betreffende verenigingen. Bij de beroepsverenigingen staat het logo van de overkoepelende vereniging, nl. het VBS (Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Artsen-Specialisten).
1896: de Société Belge de Neurologie
De neurologie kwam in België op het einde van de 19de eeuw tot ontwikkeling. De drijvende krachten kwamen uit zowel de psychiatrie als de interne geneeskunde. Zénon Glorieux, opzichter-generaal van de ‘gestichten’, richtte in 1888 een eerste ambulante kliniek op voor neurologische ziekten in Brussel (figuur 1).7 De internist Jean Crocq startte in dezelfde periode een neurologische dienst binnen het departement interne geneeskunde in Molenbeek.13
In 1895 richtten enkele leden van de SRMMB een nieuw tijdschrift op, het Journal de Neurologie et d’Hypnologie. Dit leidde tot de stichting van de Société Belge de Neurologie (SBN) in 1896, een nieuwe wetenschappelijke vereniging (figuur 1).7 De SBN en de SRMMB onderhielden nauwe banden, er was geen sprake van een breuk. Eenzelfde arts kon zelfs voorzitter zijn van beide verenigingen.4,13
Hun respectieve tijdschriften fuseerden in 1923 tot het Journal de Neurologie et de Psychiatrie. In 1947 wordt het Journal voortgezet onder de naam Acta Neurologica et Psychiatrica Belgica. De band met de neurologie verhoogde het wetenschappelijk aanzien van de psychiatrie en onderstreepte de verwevenheid tussen beide disciplines.4
Ook de Nederlandse psychiatrie was in grote mate verbonden met de neurologie. In 1897 werd de Nederlandsche Vereeniging voor Psychiatrie uitgebreid tot de Neederlandsche Vereeniging Voor Psychiatrie en Neurologie.6
1948: eerste breuklijn: beroepsvereniging naast wetenschappelijke verenigingen
Vanaf de negentiende eeuw richtten artsen diverse beroepsverenigingen op. Deze verenigingen behartigden de belangen van de aangesloten artsen, zoals honoraria, onderwijs en belastingen. De eerste beroepsverenigingen hadden doorgaans een lokaal karakter en verenigden zowel algemene artsen als specialisten, die bijvoorbeeld in eenzelfde stad gevestigd waren. Specialistische verenigingen waren tot voor de Tweede Wereldoorlog doorgaans geen beroepsverenigingen, maar zuiver wetenschappelijke verenigingen.9,14
De SRMMB was bij haar ontstaan zowel een beroeps- als een wetenschappelijke vereniging en was in die zin vrij uitzonderlijk. Vermoedelijk had het gemengde karakter van de vereniging te maken met de marginale status van de psychiatrie in de medische wereld.8,9
In 1944 voerde de overheid een eerste ziekte- en invaliditeitsverzekering in (figuur 1). Deze nieuwe instantie had lijsten nodig van alle bestaande specialisten om de terugbetaling van medische verstrekkingen te regelen. De wettelijke erkenning van de specialisten, waar de SRMMB al sinds haar ontstaan naar streefde, werd hierdoor ineens urgent. Dit gaf de uitbouw van specialistische beroepsverenigingen een sterke stimulans. Het lidmaatschap hiervan kwam immers overeen met een officieuze erkenning, zoals dit ook bij de SRMMB het geval was geweest. In het begin vertrouwde de overheid daarom de taak toe aan de beroepsverenigingen om alle specialisten te registreren voor de ziekte- en invaliditeitsverzekering.15
In navolging van andere specialismen, werd in 1948 de Association professionnelle des Médecins neuropsychiatres belges (Belgische beroepsvereniging van neuropsychiaters) opgericht (figuur 1).12 Concreet diende een kandidaat-neuropsychiater een aanvraag te doen om lid te worden van de beroepsvereniging. Twee leden, de ‘peters’, moesten vervolgens borg staan voor de nieuwe specialist en de kwaliteit van zijn opleiding (E. Van Buggenhout, neuroloog en voorzitter van de neurologische beroepsvereniging, mondelinge mededeling 2021).
Over de onderlinge verhouding of een eventuele samenwerking tussen de neuropsychiatrische beroepsvereniging enerzijds en de SRMMB en de SBN anderzijds vonden we geen informatie. Wel is duidelijk dat de SRMMB gaandeweg evolueerde tot een meer zuiver wetenschappelijke vereniging, zoals de SBN dat vanaf haar oprichting was. Zo kwamen de wetenschappelijke verenigingen los te staan van de beroepsvereniging, zoals in andere specialismen van oudsher het geval is geweest. Merk op dat deze scheiding niet voorkwam en nog steeds niet voorkomt in bijvoorbeeld Nederland. Daar nemen de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie resp. Neurologie beide aspecten op zich.6
Uiteindelijk verkregen de specialistische beroepsverenigingen in 1957, verenigd in het Groupement Des Unions Professionnelles Belges de Médecins Spécialistes of GBS (Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Artsen-Specialisten, VBS), een wettelijke erkenning (figuur 1). Dit hield in dat voortaan enkel erkende artsen de titel van medisch specialist mochten dragen.12,15 De wet stelde ook erkenningscommissies in, verantwoordelijk voor de beoordeling van de kandidaat-specialisten. Initieel droegen de beroepsverenigingen de leden van deze commissies voor. Dit was logisch, gezien de functie die de beroepsvereniging voorheen vervulde. Sinds 1978 dragen de artsenverenigingen nog slechts de helft van de leden van de erkenningscommissie voor. De universiteiten leveren rechtstreeks de andere helft aan.15 De universiteiten wonnen immers aan terrein door de opmars van de academische ziekenhuizen in de twintigste eeuw.16
1963: tweede breuklijn: Vereniging van Vlaamse Zenuwartsen
In 1963 stichtten Vlaamse artsen een nieuwe, Nederlandstalige vereniging voor zowel psychiaters als neurologen en neurochirurgen, namelijk de Kring van Vlaamse Zenuwartsen (figuur 1).17 De oprichting was een gevolg van de communautaire spanningen tussen Nederlandstaligen en Franstaligen in de jaren 60 in België. Zo werd in 1968 de Leuvense universiteit Nederlandstalig (‘Leuven Vlaams’). De Franstalige Leuvense academici begonnen een aparte universiteit in Louvain-La-Neuve. Al eerder, in 1963, werd de faculteit Geneeskunde opgesplitst en kwam er een onafhankelijke Nederlandstalige faculteit.16
In de SRMMB en de SBN was de voertaal het Frans, waardoor steeds meer Nederlandstalige artsen afhaakten. Vlaamse neurologen, psychiaters en neurochirurgen vonden elkaar in één vereniging om op die manier zo sterk mogelijk te staan als Nederlandstalige artsen. De stichter, Raymond Van den Bergh, was het eerste hoofd van de Nederlandstalige kliniek voor neurologie en neurochirurgie van de KU Leuven, opgericht in 1964.18
In 1973 werd de vereniging geprofessionaliseerd onder leiding van Roland Pierloot, hoofdarts van het Universitair Psychiatrisch Centrum te Kortenberg en professor aan de KU Leuven. De vereniging heette vanaf dan de Vereniging van Vlaamse Zenuwartsen (VVZ).12,17
Het moment waarop de VVZ ontstaat, is opmerkelijk. We zien sinds de Tweede Wereldoorlog immers een verwijdering tussen neurologie en psychiatrie in de medische praktijk. Door de toenemende complexiteit en wetenschappelijke kennis werd het vakgebied te uitgebreid voor een en dezelfde arts. In de psychiatrie werden naast het strikt medische kader ook andere benaderingen gangbaar, o.a. door de opkomst van de psychoanalyse en de sociale psychiatrie.
Deze evoluties leidden in 1987 tot een splitsing van de wettelijke erkenningscriteria voor neuropsychiaters in aparte criteria voor neurologen en psychiaters, waardoor er geen nieuwe neuropsychiaters meer erkend konden worden (figuur 1).12 Al veel eerder, in 1970, werd het tijdschrift Acta Neurologica et Psychiatrica Belgica opgesplitst. Vanaf toen gaf de SRMMB de Acta Psychiatrica Belgica uit en de SBN de Acta Neurologica Belgica.4
Ook in het buitenland zag men in de jaren 60 en 70 tekenen van een scheiding tussen neurologie en psychiatrie.19 In Nederland kwam er in 1971 een aparte registratie van de specialismen psychiatrie en neurologie. In 1974 splitste de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en Neurologie in twee aparte verenigingen, terwijl de VVZ in 1973 juist een doorstart maakte.6
De VVZ haalde de banden aan met de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en de Nederlandse Vereniging voor Neurologie.6 Zo organiseerden ze gezamenlijk congressen en studiedagen. Ook voor haar wetenschappelijk tijdschrift koos de VVZ voor een samenwerking met Nederland en sloot zich aan bij het (oorspronkelijk Nederlands) Tijdschrift voor Psychiatrie en het Tijdschrift voor Neurologie en Neurochirurgie.6
2004-2008: derde breuklijn: splitsing neurologen-psychiaters
In 2004 splitste de VVZ uiteindelijk toch in de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie (VVP) en de Vlaamse Vereniging voor Neurologie (VVN) (figuur 1).20 Het initiatief voor de splitsing kwam voornamelijk van de psychiaters, die bijna tachtig procent van de leden uitmaakten. De helft van de bestuursleden was echter neuroloog, de andere helft psychiater. Vooral de psychotherapeutisch georiënteerde psychiaters voelden zich niet meer thuis in de VVZ, die naar hun aanvoelen te neurobiologisch georiënteerd was.21 In 1983 richtten zij een alternatieve vereniging op, de Vlaamse Vereniging voor Psychiaters-Psychotherapeuten (VVPP). De VVPP vermeldde in haar statuten zelfs expliciet de splitsing van de VVZ als doelstelling.12 Een andere groep, meer biologisch georiënteerde psychiaters, richtte in dezelfde periode de Vlaamse Vereniging voor Psychofysiologie op (G. Otte, neuropsychiater, mondelinge mededeling 2022). Er kwam steeds meer verbrokkeling.
Het bestuur voerde een enquête uit bij de leden over de toekomst van de VVZ.22 Op basis hiervan richtten de psychiaters in 1999 het aparte ‘Forum Psychiatrie’ op onder de vleugels van de VVZ. De structuur en doelstellingen van het Forum waren gebaseerd op de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Vergelijkbaar met de Nederlandse vereniging, bestond het ‘Forum’ uit verschillende werkgroepen en commissies, om zo het volledige psychiatrische veld te kunnen representeren. De eerste voorzitter was Joseph Peuskens, hoofdarts van het Universitair Psychiatrisch Centrum te Kortenberg en professor aan de KU Leuven. De bedoeling was om een vergelijkbare structuur voor de neurologen op te richten, maar die is er nooit gekomen.20,23
Na 2000 brachten twee externe beslissingen de splitsing van de VVZ in een stroomversnelling. In 2002 schrapte de erkenningscommissie psychiatrie het gemeenschappelijke stagejaar neurologie uit de opleiding. Verder kwam er in 2003 een nomenclatuurwijziging, waardoor het psychotherapeutisch consult en enkele andere prestaties nog enkel voor psychiaters en niet meer voor neuropsychiaters werden terugbetaald (figuur 1).12 Hierdoor zetten veel neuropsychiaters hun erkenning om in een erkenning tot psychiater (figuur 2).
Het ‘Forum’ ging in 2004 verder als de VVP, waar de genoemde VVPP12 en de Vlaamse Vereniging voor Psychofysiologie in opgingen (G. Otte, neuropsychiater, mondelinge mededeling 2022). Parallel werd de VVN opgericht.
In dezelfde periode splitste de neuropsychiatrische beroepsvereniging in de Belgische beroepsvereniging van Geneesheren-Specialisten in de Psychiatrie (2005) en de Belgische beroepsvereniging van Geneesheren-Specialisten in de Neurologie (2008) (figuur 1).12
Deze scheiding vond plaats op initiatief van de neurologen. Zij streefden al naar een aparte beroepsvereniging sinds de opsplitsing van de erkenningscriteria in 1987, om zo gerichter te kunnen ijveren voor nomenclatuuraanpassingen. Dit betrof in het bijzonder de gelijkstelling van het honorarium voor neurologische en neuropsychiatrische consultaties. De eerste neurologen bleken namelijk minder te verdienen dan hun collega’s, de neurologisch georiënteerde neuropsychiaters, voor dezelfde consultaties.24
Zo splitsten in korte tijd zowel de VVZ als de Belgische neuropsychiatrische beroepsvereniging in een neurologische en een psychiatrische vereniging. In deze periode maakte ook het merendeel van de neuropsychiaters de overstap naar een erkenning neurologie of psychiatrie (figuur 2). Vandaag zijn er nog 68 neuropsychiaters (figuur 2), wiens bestaan getuigt van de gemeenschappelijke geschiedenis van de neurologie en de psychiatrie. In Nederland vond eenzelfde evolutie plaats. Sinds 2005 konden zenuwartsen zich niet langer herregistreren en moesten ze verdergaan als neuroloog en/of psychiater. In 2010 werd op die manier de registratie van de laatste zenuwarts geschrapt.19
Figuur 2. Ontwikkeling van het aantal artsen, 1999-2020
Bron: Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV).
De huidige verenigingen
De SRMMB en SBN bestaan vandaag nog steeds en zijn de nationale Belgische psychiatrische resp. neurologische wetenschappelijke vereniging (figuur 1). De SRMMB hanteert het Frans als voertaal, de SBN het Engels (Belgian Neurological Society). Hiernaast zijn er de Vlaamse wetenschappelijke verenigingen, de VVP en de VVN. Door de communautaire ontstaanscontext van de Vlaamse verenigingen zijn er geen regionale tegenhangers van de VVP en VVN in Wallonië. In de praktijk is het echter zo dat de Nederlandstalige VVP hoofdzakelijk de Vlaamse psychiaters vertegenwoordigt en de Franstalige SRMMB de Waalse psychiaters. Bij de neurologen speelt dit minder. Veel Vlaamse neurologen zijn bij zowel de VVN als de SBN, resp. Nederlandstalig en Engelstalig, aangesloten (mondelinge informatie van voormalige bestuursleden van de verenigingen).
Naast de wetenschappelijke verenigingen zijn er de neurologische en de psychiatrische Belgische beroepsvereniging. Beide zijn vandaag tweetalig. De beroepsvereniging verleent juridisch, economisch, medisch of financieel advies aan haar leden en aan het beleidsniveau. De beroepsvereniging levert verder een gedeelte van de leden van de erkenningscommissie aan. De wet stelt dat de helft van de leden door professionele verenigingen wordt aangedragen en de andere helft door de universiteiten.12 De beroepsvereniging coördineert de selectie voor de verenigingen en gaat hiervoor in gesprek met de wetenschappelijke verenigingen en de artsensyndicaten (F. Vandamme, juriste bij het VBS, mondelinge mededeling 2021).
Er is overlap tussen de activiteiten van de beroepsverenigingen en de wetenschappelijke verenigingen. Zo organiseren ze soms samen een wetenschappelijk symposium en heeft de VVP een sectie beroepsuitoefening (blijkens de websites van verenigingen).
De erkenningscommissie tot slot geeft advies over de erkenning van een kandidaat-specialist, wat dan vervolgens door de minister wordt goedgekeurd. Verder werkt ze nieuwe erkenningscriteria uit voor artsen in opleiding tot specialist, stagebegeleiders en stagediensten en volgt ze het stageplan op van de artsen in opleiding tot specialist.12 De verenigingen blijven dus via de erkenningscommissie een stem hebben in de specialistenopleiding, ondanks de grotere rol van de universiteiten en de academisering van de opleiding. Meer bepaald zijn de stages sinds 2014 vervat in een aparte universitaire master-na-masteropleiding voor artsen in opleiding tot specialist.12
discussie
We brengen hier voor het eerst de geschiedenis van de Belgische neuropsychiatrische verenigingen in kaart. We consulteerden hiervoor (voormalige) protagonisten binnen de verenigingen en brachten de beschikbare originele bronnen bijeen.
Onze aanpak had beperkingen. Voor het verzamelen van de bronnen legden we een deel van de contacten via personen uit het eigen netwerk. We stellen hierbij vast dat een relatief klein aandeel van de bronnen betrekking heeft op Wallonië en merken dan ook op dat we deze Belgische geschiedenis door een Vlaamse bril bekijken. Dit heeft mogelijk ook op andere vlakken tot vertekening geleid.
In het beloop van de hier geschetste wordingsgeschiedenis zien we het belang van de professionele verenigingen om hun vakgebied zowel maatschappelijk op de kaart te zetten als wetenschappelijk te ontwikkelen. Dit was in het bijzonder voor de psychiatrie het geval, gezien haar marginale positie in de medische wereld.
Opmerkelijk is dat in het ontstaan en het splitsen van de opeenvolgende verenigingen niet enkel de inhoudelijke evolutie binnen de neurologie en de psychiatrie een rol speelt, maar ook externe factoren. Deze externe factoren hebben te maken met de context waarbinnen de verenigingen bestaan. De communautaire kwestie en de historisch ontstane splitsing tussen wetenschappelijke verenigingen en beroepsverenigingen kwamen hier naar voren. Beide elementen zijn kenmerkend voor België en verklaren waarom we in ons land zulke gefragmenteerde neurologische en psychiatrische verenigingen kennen.
Dit gefragmenteerde, complexe landschap van verenigingen stelt de beroepsgroep voor uitdagingen. Wie vertegenwoordigt de artsen in overheidsorganen en in internationale verenigingen? Voor de regionale verenigingen is dit niet wettelijk verankerd en moet inspraak telkens afgesproken en verkregen worden.
Verder verminderen de verdeeldheid van de verenigingen en de taalkwestie de nationale slagkracht van de artsen. Dit terwijl prangende kwesties, zoals de vernieuwing van de wet op de gedwongen opname en de vermaatschappelijking van de zorg, om een bundeling van de krachten vroegen en vragen in het gesprek met de diverse andere actoren in het debat.
Tegelijkertijd toont de hier geschetste ontwikkeling ook de verwevenheid en de samenwerking tussen de verenigingen, zowel onderling als met de universiteiten en de erkenningscommissie. Immers, de onderliggende drijfveer is uiteindelijk dezelfde en is onveranderd ten opzichte van de begindagen: het welzijn van de patiënt. Of zoals de negentiende-eeuwse ‘gestichtsarts’ Ferdinand Lefebvre het verwoordde: ‘Cet être souffrant, ce n’est pas un étranger, c’est un homme.’ (‘Dit lijdende wezen, het is geen vreemde, het is een mens.’)11
Noot
Dit artikel is mede tot stand gekomen dankzij iedereen die heeft meegewerkt door het delen van een getuigenis of het aanreiken van relevante bronnen. Een lijst van deze personen is te verkrijgen bij de auteurs.
literatuur
1 Demolder J, Pattyn B. Het ontstaan van de psychiatrie in België. In: Vandermeersch P, red. Psychiatrie, godsdienst en gezag. De ontstaangsgeschiedenis van de psychiatrie in België als paradigma. Leuven/Amersfoort: Acco; 1984. p. 153-66.
2 Majerus B. Een fragmentarische geschiedenis van de Belgische psychiatrie (19e-20e eeuw). Tijdschr Geschied der Geneesk 2010; 14: 89-94.
3 Pierloot R. Belgium. In: Howells JG, ed. World History of Psychiatry. New York: Brunner/Mazel; 1975. p. 136-49.
4 Van Renynghe de Voxvrie G. Histoire et souvenirs de la Société de Médecine Mentale de Belgique. Acta Psychiatr Belg 2010; 110: 33-41.
5 De Fruyt J. Psychiaters en hun verenigingen. Tijdschr Psychiatr 2021; 63: 604-6.
6 Vos JLM. ‘Pleitbezorger van de psychiatrie’. De Nederlandse Vereniging Voor Psychiatrie 1871-2011. Utrecht: De Tijdstroom; 2011.
7 Van Renynghe de Voxvrie G. Les 175 ans de la psychiatrie belge (1830-2005). Acta Psychiatr Belg 2005; 105: 229-36.
8 Merken L. L’union fait la force: Schaalvergroting en structuurverandering in de Belgische psychiatrie (1869-1913). [masterproef]. Leuven: KU Leuven; 2014.
9 Velle K. Het verenigingsleven van de Belgische geneesheer (19de en begin 20ste eeuw), een bijdrage tot de geschiedenis van het artsenberoep. Ann Soc Bel Hist Hôp et Santé Publ 1988: 47-117.
10 Andersen E. De Société de Médecine Mentale de Belgique in transnationaal perspectief (1869-1900). J Belgian Hist 2017; 47: 50-84.
11 Hermans G. Krankzinnigenzorg in België (1850-1900): Collocatie en dwang. Studium 2012; 5: 193-206.
12 Belgisch Staatsblad.
13 Dehaene I. Belgian neurology: the past, the present and the future. Acta Neurol Belg 1996; 96: 178-84.
14 Vandendriessche J. Medical societies and scientific culture in nineteenth-century Belgium. Manchester: Manchester University Press; 2018.
15 Meul I. De professionalisering van het medisch-specialistisch beroep in het kader van de verplichte Ziekte- en invaliditeitsverzekering in België (1944-2014). [proefschrift]. Antwerpen: Universiteit Antwerpen; 2016.
16 Vandendriessche J, Nys L. Expansion through separation. BMGN – Low Countries Historical Review 2017; 132: 38-61.
17 Cosyns P. Lumstrumviering: 30-jarig bestaan van de V.V.Z. Toespraak van de voorzitter, prof. Paul Cosyns. Nieuwsbrief VVZ 1992; 3: 1.
18 Van den Bergh R. Voordracht tijdens het Gala-Diner, in het raam van de viering van het 30-jarig bestaan van de Vereniging van Vlaamse Zenuwartsen, te Antwerpen op 16.03.93. Nieuwsbrief VVZ 1992; 3: 7-8.
19 Verhey FRJ. Laatste zenuwarts doorgehaald. Tijdschr Psychiatr 2010; 52: 539-41.
20 D’Haenen H, Hebbrecht M, Peuskens J, e.a. De Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie. Tijdschr Psychiatr 2005; 47: 411-3.
21 Pieters G. Ingezonden. Nieuwsbrief VVZ 1997; 8: 20-21.
22 Hebbrecht M. Neurowetenschappen en psychoanalyse. Over splitsen en verenigen. Tijdschr Psychiatr 1999; 41: 505-7.
23 Hebbrecht M, Peuskens J, Pieters G, e.a. Het forum psychiatrie. Tijdschr Psychiatr 2001; 43: 439-41.
24 Van Buggenhout E. Neuroloog krijgt minder dan neuropsychiater. Artsenkrant 2001; 41: 16.
Auteurs
Veerle Neyens, tijdens het schrijven van dit artikel: arts in opleiding tot psychiater, UPC KU Leuven.
Kaat Wils, hoogleraar Europese cultuurgeschiedenis, faculteit Letteren, onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750, KU Leuven.
Marc De Hert, psychiater, UPC KU Leuven, hoogleraar, faculteit Geneeskunde, onderzoeksgroep Psychiatrie, Klinische Psychiatrie, KU Leuven, Leuven Brain Institute KU Leuven, en faculteit Rechten, AHLEC, Leerstoel Gezondheidsrecht en Gezondheidsethiek, Universiteit Antwerpen.
Chris Bervoets, psychiater, UPC KU Leuven, hoogleraar, faculteit Geneeskunde, onderzoeksgroep Psychiatrie, Neuropsychiatrie, KU Leuven, Leuven Brain Institute KU Leuven.
Correspondentie
Veerle Neyens (veerle.neyens@gmail.com).
Geen strijdige belangen meegedeeld.
Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd op 1-11-2023.
Citeren
Tijdschr Psychiatr. 2024;66(2):84-90