Sekseverschillen in de relatie tussen middelenmisbruik en delictgedrag
Middelenmisbruik is een sterke voorspeller voor delictgedrag en recidive. De prevalentie van problematisch middelengebruik is 30-50% in gevangenispopulaties en 60-70% bij forensisch-psychiatrische patiënten. Hoewel er duidelijke sekseverschillen gevonden zijn wat betreft risicofactoren voor middelenmisbruik en de relatie met psychiatrische stoornissen, is minder bekend over sekseverschillen in de relatie tussen middelenmisbruik en delictgedrag.
Hiertoe onderzochten De Vogel e.a. de dossiers van 275 vrouwen en 275 gematchte mannen, die in de periode 1984-2004 verbleven in één van vier Nederlandse forensisch-psychiatrische klinieken.1 Risicotaxatiescores werden onderzocht in relatie tot geregistreerde geweldsincidenten tijdens behandeling. Sekseverschillen in middelenmisbruik, trauma, justitiële voorgeschiedenis, psychiatrische stoornissen en behandelkenmerken werden t-toetsen en χ2-toetsen vergeleken. Voor alle uit de kliniek ontslagen vrouwen (n = 78) werd, met een follow-upperiode van minstens drie jaar, tevens gekeken naar officiële recidivecijfers. Om de voorspellende waarde van risicofactoren voor geregistreerde geweldsincidenten gedurende behandeling te beoordelen, werden ROC-analyses uitgevoerd.
Mannen scoorden hoger op middelenafhankelijkheid (41,1% versus 31,6% bij vrouwen) en problematisch middelengebruik (68,4% versus 56,7% bij vrouwen), en pleegden het delict frequenter onder invloed (mannen 41,1%, vrouwen 32%). Problematisch middelengebruik bleek bij mannen een significante voorspeller voor geweldsincidenten tijdens behandeling (AUC: 0,62; SE: 0,04; p = 0,035), terwijl dit bij vrouwen niet het geval was. In de subgroep van ontslagen vrouwen had problematisch middelengebruik evenmin een voorspellende waarde voor algemene recidive (AUC: 0,44; SE: 0,09; p = 0,51) en geweldsrecidive (AUC: 0,62; SE: 0,11; p = 0,32). Een voorgeschiedenis van middelenmisbruik was zowel bij mannen (AUC: 0,71; SE: 0,05; p< 0,001) als bij vrouwen (AUC: 0,69; SE: 0,05; p = 0,001) een significante voorspeller voor geweldsincidenten tijdens behandeling.
Bij vrouwen was de traumatische voorgeschiedenis ernstiger, maar er werd wat betreft de relatie tussen doorgemaakt trauma in de kindertijd en middelenmisbruik geen significant verschil gevonden tussen vrouwen met en zonder een voorgeschiedenis van middelenmisbruik. Wel bleek de prevalentie van middelenmisbruik hoger bij vrouwen die seksueel trauma in de volwassenheid doormaakten (32,2% versus 22,6% bij vrouwen zonder seksueel trauma). Vrouwen met een voorgeschiedenis van middelenmisbruik (35,2%) lieten een hogere comorbiditeit zien dan vrouwen zonder (21,4%). Borderlinepersoonlijkheidsstoornis was hierbij het meest prevalent.
De auteurs benoemen dat het een van de eerste studies is naar sekseverschillen in de relatie tussen middelenmisbruik en delictgedrag in een relatief grote onderzoekspopulatie van gematchte forensisch-psychiatrische patiënten. De subgroep van vrouwelijke patiënten na ontslag was echter klein en werd niet vergeleken met mannen. Een andere beperking die de auteurs noemen, is de selectieve groep patiënten. Meer onderzoek in andere groepen achten wij aangewezen, bijvoorbeeld bij patiënten in de ambulante forensische psychiatrie of onder gedetineerden. Dit temeer omdat de prevalentie van drugsgerelateerde stoornissen bij vrouwelijke gedetineerden per onderzoek verschilt.2 Ook het gebrek aan gebruik van gestructureerde diagnostische instrumenten gericht op middelenafhankelijkheid is een beperking. Daarnaast was dossierinformatie niet altijd toegankelijk of betrouwbaar en zou er dus sprake kunnen zijn van bias door onder- of overrapportage voor recidive of geregistreerde geweldsincidenten. Ook noemen de auteurs dat er niet gecontroleerd is voor potentiële confounders zoals psychiatrische aandoeningen, impulsiviteit en contextuele factoren.
De aanwijzingen voor sekseverschillen in de relatie tussen middelenmisbruik en delictgedrag zouden mogelijk implicaties kunnen hebben voor de preventie en behandeling van middelenmisbruik. De auteurs concluderen dat de onderzoeksresultaten replicatie behoeven en dat definitieve conclusies over een causale relatie tussen middelenmisbruik en delictpleging bij vrouwen op basis van deze studie niet getrokken kunnen worden. Wij sluiten ons hierbij aan, zeker omdat er binnen het onderzoek slechts beperkt rekening is gehouden met het gegeven dat diverse risicofactoren voor geweld ook predisponerende factoren voor middelengebruik kunnen zijn en zo het risico kunnen vergroten.
literatuur
1 De Vogel V, Stam J, Bouman YHA, e.a. Gender differences in substance abuse history and offending behavior: a multicentre study in Dutch forensic psychiatry. J Forens Psychol Res Pract 2022; 22(1): 1-17.
2 Fazel S, Yoon IA, Hayes AJ. Substance use disorders in prisoners: An updated systematic review and meta-regression analysis in recently incarcerated men and women. Addiction 2022; 112: 1725-39.
Auteurs
Louise C.S. Smallenburg, (kinder- en jeugd)psychiater en onderzoeker, Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie & Psychologie (NIFP), en de Waag.
Lilian Kuipers, psychiater, Inforsa.
Correspondentie
Lilian Kuipers (lilian.kuipers@inforsa.nl).
Geen strijdige belangen meegedeeld.