Strijd om de ziel – Het leven van P.C. Kuiper (1919-2002) in de psychiatrie
Het aantal actieve psychiaters dat in Nederland of Vlaanderen studeerde uit Neurosenleer of Hoofdsom der psychiatrie slinkt waarschijnlijk gestaag. Sommigen kennen wel het verhaal van de psychiater die zelf een psychotische depressie kreeg en dit vervolgens optekende in een bestseller (Ver heen). Als arts in opleiding tot psychiater anno 2023 was ik niet zo vertrouwd met de schrijver ervan: Piet Kuiper. Uit historische interesse schafte ik ooit het tweedelig Nederlands handboek der psychiatrie aan uit 1958, waarvan Kuiper enkele hoofdstukken voor zijn rekening nam. Daarin stuit je als lezer niet enkel op Kuipers grote eruditie in beschrijvende psychopathologie, maar ook op starre constructies over seksualiteit in al zijn varianten.
Als het van Koen Hilberdink afhangt, lees je in deze vreemde denksprongen niet alleen de woorden van een gevierd hoogleraar, maar ook die van een met zichzelf worstelend mens. Autobiografie werd in het geval van Kuiper ook theorie. En daar waar de lezer van het openhartig geschreven ziekterelaas Ver heen met vraagtekens achterblijft, vult Hilberdink het beeld aan met een veel vollediger schets van diens leven.
Twee zaken lijken daarin volgens de auteur elementair: de worsteling met het geloof en die met de eigen homoseksualiteit. Hilberdink schrijft in de proloog van het boek weliswaar ‘geen postume coming-out of een correctie op Ver heen’ voor ogen te hebben, maar in zijn poging om een zo eerlijk mogelijk beeld van de man te maken krijg je met Strijd om de ziel wel het verhaal ‘achter’ het verhaal te lezen.
De in ruim 280 pagina’s gebrachte levensschets van Kuiper is het werk van een vakkundig biograaf: geïnformeerd, genuanceerd en toch meeslepend gebracht. Hilberdink vertelt met psychologisch inzicht en meevoelen, puttend uit de dagboeken en brieven uit het persoonlijk archief van Kuiper. De vertelling wordt vlot ondersteund door citaten hieruit, zonder dat het verhaal inboet aan richting. Er gebeurt duidelijk meer dan het optekenen van een rise and fall; je voelt hoe een aantal thema’s diepgaand een leven kan kleuren. Niet alleen het identiteits- of seksualiteitsvraagstuk, ook de generatielange invloed van oorlog, kindersterfte en een sterk moraliserend geloof worden beklijvend verteld. De persoonlijkheden van de vele figuren die Kuiper van dichtbij vormden en (ver)droegen, zet de auteur goed uiteen en ze voorzien het verhaal van een rijke laag.
Kuiper was een man die zeer gevoelig was voor persoonlijke krenkingen en daarover openhartig in zijn dagboeken schreef. Als lezer voel je zo soms wat gêne bij het lezen van deze onthullingen, ook al werden deze stukken door Kuiper zelf geschikt geacht voor publicatie. Maar behalve over de gekwelde man leer je ook over de gedreven psychiater, een man die opkwam voor preventie en menselijke zorg, een brede intellectuele blik had en meevoelde met de jeugd van zijn tijd.
Ten slotte is er de ‘strijd om de ziel’ die op de achtergrond van Kuipers leven woedt en ook in onze tijd blijft resoneren: de opvattingen van de ‘nieuwe’ biologische psychiatrie versus de toen nog dominante psychoanalyse. Een strijd die vandaag misschien meer naar samenspel evolueert?
Hoewel op het eerste gezicht niet evident, snijdt het levensverhaal van Kuiper dus meerdere actuele thema’s van ons vak aan. Het boek prikkelt zeker degenen met belangstelling voor de geschiedenis van de psychiatrie in Nederland en Vlaanderen, maar doet ook meer. De rare denksprongen die Kuipers opvattingen over seksualiteit reeds in zijn eigen tijd gedateerd maakten en waarin hij zich normatiever toonde dan zijn leermeester Freud, zijn een markante illustratie van een vanzelfsprekend en toch fascinerend gegeven: hoe een eigen levensgeschiedenis willens nillens als een onderstroom aanwezig kan zijn in het dagelijks leven en werk. Ik heb de indruk dat dit fascinerend gegeven ook Koen Hilberdink dreef tot het schrijven van dit meeslepende boek.
Toon Baert, aios psychiatrie, Brugge