Ik zie anders niks aan je. Over psychische aandoeningen en het brein
Amsterdam , Lucht 2021
247 pagina’s,
ISBN 978-94-924-9597-6,
€ 21,99
Menno Oosterhoff heeft een interessant boek geschreven over psychische aandoeningen. Alleen de titel is al raak. De focus is gericht op het beantwoorden van een aantal centrale vragen, zoals wat een psychische aandoening is of waardoor deze ontstaat komt. Zijn antwoorden zijn goed te volgen voor wie de literatuur bijhoudt. Voor leken zijn ze een welkome aanvulling op hun kennis.
Het boek is aantrekkelijk vormgegeven en goed geschreven en het bevat veel voorbeelden. Oosterhoff schuwt het niet om het over zichzelf te hebben; in zekere zin is dit boek een egodocument. Kortom, alle reden om het te lezen.
Toch roept het boek vragen op die te maken hebben met de ideeën van de auteur maar vooral met zijn vakgebied. De psychiatrie is een wirwar van ideeën over het object van het vakgebied, wat een psychische stoornis of aandoening is, en wat men bedoelt met psyche en hoe dit zich verhoudt tot het lichaam of de hersenen. Geen enkele medische discipline kent zoveel opvattingen over de kernpunten van het vak.
Dick Swaab figureert prominent in het boek. Hij schreef een uitgebreid voorwoord en Oosterhoff haalt hem regelmatig aan. Voor Swaab is de vrije wil een illusie. Oosterhoff heeft daar moeite mee, maar geeft geen duidelijk weerwoord. Goed beschouwd gaat het boek over het eeuwige ‘lichaam-geestvraagstuk’. Filosofen hebben van alles bedacht om het op te lossen, maar zijn er met elkaar niet uitgekomen. Psychiaters hebben er ook geen eensgezinde mening over die standhoudt. Jammer: goede concepten zijn cruciaal voor wetenschappelijk onderzoek en de praktijk.
Dat filosofen er zo mee worstelen, heeft er veel mee te maken dat men in het Westen vooral formuleert (en dus denkt) met zelfstandige naamwoorden: men ziet lichaam en geest als ‘dingen’. Daarna volgt de vraag hoe die dingen zich ten opzichte van elkaar verhouden, hoe ze elkaar beïnvloeden, of de geest gestoord kan zijn, terwijl het lichaam niets mankeert …. Om samenhang te vinden is het beter te denken in processen en deze te beschrijven in werkwoordsvormen. Onze taal maakt het er niet makkelijk op, maar het kan wel.
Psychische processen zijn inderdaad hersenprocessen, maar door Swaab te volgen sluipt er een probleem in de psychiatrie: het specifieke karakter van die hersenprocessen blijft vaag. Mede daardoor blijven processen die zoiets als ‘een vrije wil’ presenteren onbegrepen.
Psychiatrie doet er goed aan heel precies te zijn op het bijzondere karakter van psychische aandoeningen. Ja, de hersenen zijn altijd in het geding. Psychische processen zijn biologisch, maar krijgen het bijzondere karakter door sociaal leren. Omdat ze biologisch gedetermineerd zijn, moeten we veel weten over hersenprocessen en de netwerken die daardoor gevormd worden, en waarin verstoringen kunnen optreden. Determinatie is echter niet het zelfde als vooraf bepaald of mechanisch. Deze sluit spontaniteit op cellulair niveau en daarmee op hogere organisatievormen van het brein niet uit. Integendeel. Eencelligen gaan al hun eigen gang, en mensen zeker. Door sociale leerprocessen heeft die gang bij ons ook een duidelijke richting gekregen. De discussie over vrije wil is niet onbelangrijk, want ze schept ruimte voor processen van persoonlijk, zelf geïnitieerd herstel. Oosterhoff is daar zelf trouwens een goed voorbeeld van.
Zo zijn er veel meer discussies waartoe het boek van Oosterhoff aanleiding geeft. Ik hoop dat deze ook gevoerd worden!
Jaap van der Stel, emeritus lector, Leiden