Gedragsneurologie van het kind, Handboek voor neuropsychologie, neurologie en psychiatrie
Dit is een zeer lijvig boek, met ruim 1500 pagina’s en ongeveer 3600 referenties. De indrukwekkende omvang en strakke uiterlijke vormgeving roepen enthousiasme op. Het verschijnt als heruitgave van een eerdere druk, geschreven door een enkele auteur, Charles Njiokiktjien. Deze heeft een succesvolle staat van dienst: opgeleid als neuroloog-psychiater en in 1972 gepromoveerd, werkte hij gedurende 40 jaar als kinderneuroloog in het VUmc en als consulent in de kinderpsychiatrie.
De eerste vragen die het boek oproept, zijn: wat is gedragsneurologie en voor wie is dit boek geschreven? De gedragsneurologie is het neurologisch specialisme op het grensgebied van neurologie en psychiatrie, sinds 2005 erkend als individueel neurologisch gebied door de Nederlandse Vereniging voor Neurologie. Gedragsneurologie richt zich op patiënten bij wie neurologische aandoeningen leiden tot onder meer cognitieve beperkingen, emotionele stoornissen en gedragsmatige problemen. De gedragsneuroloog begint bij het systemische probleem, bijvoorbeeld dementie of de ziekte van Parkinson, en kijkt van daaruit naar de gevolgen die de ziekte heeft en wat daarvoor nodig is in de behandeling.
De gedragsneurologie heeft een veelbelovende rol bij ontwikkelingsstoornissen. Ontwikkelingsstoornissen is een verzamelnaam voor symptomen die zich vroeg in het leven, vaak in de eerste jaren na de geboorte, openbaren met een vaak chronisch beloop, waarbij vaak multipele ontwikkelingsdomeinen zijn aangedaan. Ze vertonen onderling overlap, er is vaak sprake van comorbiditeit en ze uiten zich vaak heterogeen op verschillende leeftijden. Tot slot zijn er gemeenschappelijke oorzaken voor de verschillende stoornissen waarbij in de meeste gevallen de etiologie multifactorieel is.
Met dit handboek doet de auteur een poging om een coherent overzicht van de relatie tussen hersenen, omgeving, gedrag en leren in de ontwikkeling te geven voor psychiaters, neurologen, neuropsychologen, jeugdartsen, kinderartsen, revalidatieartsen en paramedische behandelaars. Actuele kennis over de hersen-gedrag-omgevingrelatie is onmisbaar voor deze clinici.
Het handboek is opgebouwd uit 5 delen. In deel 1 beschrijft de auteur het vakgebied, in deel 2 de hersengedragrelatie in de ontwikkeling en in deel 3 de uitvoering en interpretatie van onderzoek. In deel 4 richt hij zich op de etiologie van ontwikkelingsstoornissen bij infants, pre- en perinataal, en behandelt stoornissen in aanleg en functie van hersengebieden en structuren, evenals niet-aangeboren defecten.
Ten slotte beschrijft hij in deel 5 syndromen en symptomen, waaronder aandachtsstoornissen, autismespectrumstoornissen en dyspraxie en dyslexie. Als kinderpsychiater wordt mijn aandacht vooral getrokken door dit laatste deel, na de voorgaande doorgebladerd te hebben.
Het handboek is zo veelomvattend dat je het als lezer niet gemakkelijk tot je neemt. Direct na de inhoudsopgave is een gebruiksaanwijzing opgenomen; echter, deze helpt niet daadwerkelijk: vooral het gebruik van verschillende tekentjes en taal worden aangestipt. De delen bevatten vol beschreven bladzijden met 2 kolommen, bestaande uit de hoofdtekst en links daarvan de noten in een kleiner lettertype. De verschillende delen zijn niet afgebakend met koppen, waardoor overzicht ontbreekt.
Het boek bevat bijna té veel informatie. Als voorbeeld hiervan: er staan verschillende overzichten van neuropsychologische testen, de ene keer ingedeeld naar probleemgebied, de andere keer naar leeftijdscategorie. Hierdoor zitten er dubbelingen in en wordt niet duidelijk welke aanbevelingen de auteur doet voor de klinische praktijk.
In deel 5 is er ook aandacht voor klinische toepassingen. Helaas zijn dit korte beschrijvingen, niet altijd in overeenstemming met de huidige wetenschappelijke stand van zaken. Zo beschrijft de auteur farmacologisch onderzoek dat niet bekend is in de geldende praktijkstandaarden, en de tekst over de werking van methylfenidaat onderbouwt hij met literatuur van vóór 1985. Ook valt op dat hij niet-farmacologische interventies bij aandachtsstoornissen, zoals aanbieden van externe structuur, hier als complementair aan medicatie presenteert. De volgorde van het hoofdstuk, waarin hij eerst behandeling en daarna pas diagnostiek bespreekt, is onlogisch. Aan (epi)genetica wordt in dit boek geen hoofdstuk gewijd en ook prikkelverwerkingsstoornissen en de transdiagnostische benadering komen niet expliciet naar voren.
Ik concludeer dat de auteur in dit boek een relevant onderwerp behandelt, ook voor de kinderpsychiater; het boek is heerlijk om in te grasduinen en is met passie geschreven. Maar de breedte van het onderwerp, de hang naar volledigheid en de gecreëerde structuur maken het lastig om de samenhang te overzien.
Amsterdam, SUYI, 2021
1377 pagina’s,
ISBN 978-90-720-0827-5,
€ 96,-
Irma M. Hein, kinder- en jeugdpsychiater, Amsterdam