Reactie op ‘Het veronachtzaamde ‘zelf’ bij schizofrenie’
Voordat ik psychiater werd, was ik al psychotherapeut. Mijn hele carrière heb ik ernaar gestreefd om psychotherapie toegankelijk te maken voor psychiatrische patiënten. Ik was dan ook aangenaam verrast toen ik in het augustusnummer het essay van De Haan en Berendsen ‘Het veronachtzaamde ‘zelf’ bij schizofrenie’ las. Ik had De Haan hier al over horen spreken tijdens een expertmeeting georganiseerd door de farmaceutische industrie. Voor mij kwamen twee werelden bij elkaar.
De Haan en Berendsen noemen drie aspecten die zij essentieel vinden voor schizofrenie: dopamine (nodig voor het richten van de aandacht), zelfstoornis en hyperreflectiviteit. Verder geven ze een aanzet tot psychotherapeutische consequenties voor deze bevinding. Ik ga een stapje verder.
Drie jaar geleden volgde ik de cursus ‘Het vat van zelfwaardering’ bij Gert-Jan van Zessen. Zijn methode is een gewaarwordingsoefening. Later heb ik het boek 'ACT in de praktijk' van Russ Harris (2021) gelezen, waarvan ik de keuzesleutel een briljant hulpmiddel vind.
De gewaarwordingsoefening houdt in dat patiënten drie keer per dag stilstaan bij een ervaring waar zij met instemming naar kunnen kijken, gevolgd door een schouderklopje. De ervaringen in het hier en nu lijken het effectiefst. De patiënt richt zijn of haar aandacht (dopamine), dit gaat hyperreflexiviteit tegen en verbetert de zelfwaardering. Dit zijn de aspecten die De Haan en Berendsen beschrijven.
Wanneer de patiënt deze oefening doet, neemt zijn of haar zelfwaardering toe, gaat hij (zij) beter voor zichzelf zorgen en gaat hij (zij) andere afwegingen maken.
Hij bepaalt welke ervaring hij als positief waardeert en welke niet. Zo kan iemand heel tevreden zijn als hij een dag op bed gelegen heeft, Netflix heeft gekeken, een beetje gedommeld heeft en wat gelezen. Een ander kan deze zelfde bezigheid afkeurenswaardig vinden omdat hij zijn tijd verdaan heeft en niet de dingen heeft gedaan waarvan hij vindt dat hij ze had moeten doen. De gewaarwordingsoefening helpt om te leren wat iemand belangrijk vindt, waar zijn passie zit, wensen, behoeften en verlangens.
Harris (2021) geeft als voorbeeld van mindfulness dat je onder de douche de neiging hebt om aan van alles en nog wat te denken, zoals wat je allemaal nog moet doen en wat je niet mag vergeten. Als je dit opmerkt, richt je je aandacht op het douchen, het geluid van water, de warmte, het briesje door het gordijn of de geur van zeep.
‘Het vat van zelfwaardering’ komt erop neer dat je het positieve leert zien en waarderen en het negatieve leert zien, maar dit niet gebruikt als leidraad voor vervolggedrag (van Zessen 2019). Ook het negatieve moet je leren zien en ook dat levert een schouderklopje op. De keuzesleutel van Harris sluit hier mooi bij aan. Hij beschrijft het begrip ‘vastgehaakt zitten aan een emotie, gedachte of situatie’. Als dat gebeurt, bijvoorbeeld: ‘ik ben een loser’, dan dient de patiënt zich de vraag te stellen of dit een werkbare gedachte is. Zo niet, dan wordt de patiënt uitgenodigd om zijn aandacht te richten op iets waar hij wel invloed op heeft. Deze richt hij dan op iets wat hij van waarde vindt, bijvoorbeeld gezondheid en een wandelingetje is dan een klein stapje in de richting van zijn waarden. Het is belangrijk dat de patiënt geen wandelingetje als afleiding maakt, want dan blijft hij vastgehaakt zitten en daar wordt de kwaliteit van zijn leven niet beter van.
Ik zou De Haan en Berendsen willen uitdagen om een groep aiossen te vragen het boek van Harris te lezen en de cursus bij Van Zessen te volgen en hun resultaten bij mensen met schizofrenie te vergelijken met die van aiossen die een cursus cognitieve gedragstherapie hebben gevolgd. Ik ben benieuwd wat daar dan uitkomt.
LITERATUUR
Haan L de, Berendsen, S. Het veronachtzaamde ‘zelf’ bij schizofrenie. Tijdschr Psychiatr 2022; 64: 445-9.
Harris R. ACT in de praktijk. Amsterdam: Hogrefe; 2021.
Zessen GJ van. Zelfwaardering. Amsterdam: SWP; 2019.