Praktijkvariatie op het gebied van suïcidepreventie in de Nederlandse ggz
achtergrond Uit buitenlands onderzoek blijkt dat de mate waarin richtlijnen voor suïcidepreventie worden nageleefd in ggz-instellingen samenhangt met het aantal suïcides. Veelvoorkomende oorzaken van het niet naleven van de richtlijn zijn onvoldoende kennis van en gebrek aan vertrouwen in de richtlijnaanbevelingen.
doel Onderzoek bij professionals in 12 grote ggz-instellingen in Nederland naar de mate van kennis, competentie en naleving betreffende de richtlijn suïcidaal gedrag.
methode In 12 ggz-instellingen die deelnemen aan het netwerk supranet ggz werden professionals (n = 400) uit één crisisteam en één ambulant team uitgenodigd om een vragenlijst in te vullen over de kennis, competentie en naleving betreffende de richtlijn suïcidaal gedrag. Verschillen tussen teams en tussen instellingen werden getoetst met een multilevel lineaire regressieanalyse, gecorrigeerd voor verstorende variabelen.
resultaten Professionals gaven aan relatief veel kennis over en competentie in de toepassing van de richtlijn te hebben. Men bleek echter vaak niet op de hoogte over het gebruik van de richtlijn binnen het eigen team. Vergeleken met professionals werkzaam in crisisteams, gaven professionals in ambulante teams aan significant minder kennis van de richtlijnaanbevelingen te hebben, beoordeelden zij hun vaardigheden als minder goed en leefden zij de richtlijn minder goed na. Tussen ggz-instellingen was sprake van gerapporteerde praktijkvariatie in het naleven van de richtlijn.
conclusie Tussen teams en tussen instellingen is sprake van ongewenste praktijkvariatie. Professionals en instellingen kunnen van elkaar leren hoe de zorg voor patiënten met suïcidaliteit kan worden geoptimaliseerd. Zo kan de zorg meer conform richtlijnen zijn zodat patiënten mogelijk minder vaak overlijden door suïcide.