Psychopathologische betekenis van fantasiegeneigdheid gemeten met de Creatieve Ervaringen-Vragenlijst: een meta-analyse
achtergrond Fantasiegeneigdheid (fantasy proneness) wordt nogal eens in verband gebracht met dissociatieve symptomen en een traumatische voorgeschiedenis.
doel Een inventarisatie en meta-analyse van de empirische literatuur over fantasiegeneigdheid (gemeten met de Creatieve Ervaringen-Vragenlijst), die tussen 2000 en 2018 verscheen.
methode We zochten in Google Scholar naar relevante publicaties en inspecteerden die, waarbij onze aandacht uitging naar de correlaties tussen fantasiegeneigdheid enerzijds en dissociatieve symptomen, magisch denken, depressie, angst, traumatisering en geheugenprestaties anderzijds. Correlaties werden gewogen volgens de Hunter-Schmidt-methode.
resultaten We vonden 97 relevante studies tezamen betrekking hebbend op 16.999 personen. Fantasiegeneigdheid hing sterk samen met dissociatieve symptomen en magisch denken. De effectgrootte voor de dwarsverbanden tussen fantasiegeneigdheid, depressie en anomalistische ervaringen was middelgroot. Het verband met zelfgerapporteerde trauma’s en angst was klein, maar statistisch significant en hetzelfde gold voor dat met geheugenvertekeningen.
conclusie De psychopathologische relevantie van fantasiegeneigdheid strekt verder dan dissociatieve symptomen. De bescheiden samenhang tussen trauma en fantasiegeneigdheid doet vermoeden dat er naast trauma andere oorzaken van fantasiegeneigdheid bestaan. Wat fantasiegeneigdheid, dissociatie en magisch denken met elkaar gemeen hebben, is dat ze uitingen zijn van apofenie, dat wil zeggen een neiging tot overinterpreteren.