ROM vroeg in de behandeling en specifiek; observationeel onderzoek naar generieke en specifieke vragenlijsten bij meten van vroege verandering bij depressiebehandeling
achtergrond Ggz-instellingen maken gebruik van routine outcome monitoring (rom) om vast te stellen of een cliënt goed reageert op de behandeling. Nog onbeslecht is of hiervoor het beste diagnosespecifieke of generieke meetinstrumenten gebruikt kunnen worden. Daarnaast is nog weinig bekend over wanneer men een eerste indicatie kan geven over de uitkomst van de behandeling.
doel Inzicht geven in de gevoeligheid voor verandering van twee vragenlijsten, een generieke en een specifieke, die beide gebruikt worden bij cliënten met een depressieve stoornis. Daarnaast inzicht geven over op welk moment een eerste indicatie kan worden gegeven over de uitkomst van de behandeling.
methode Retrospectieve cohortstudie met data van 518 cliënten met een depressieve stoornis. De Outcome Questionnaire (oq-45.2) en de Inventory of Depressive Symptomatology (ids-sr) werden gebruikt om het beloop van de behandeling te meten.
resultaten De diagnosespecifieke ids-sr bleek met name in het begin van de behandeling gevoeliger voor verandering dan de generieke oq-45.2. Bij een meetfrequentie van eens in de vier weken lag het beste moment voor het verkrijgen van een eerste indicatie over de uitkomst van de behandeling tussen week 4 en week 8.
conclusie Voor cliënt en behandelaar die zich tot doel stellen depressieve klachten te reduceren is een diagnosespecifieke vragenlijst te verkiezen om dit te monitoren. De meting tussen 4 en 8 weken is belangrijk voor het zo nodig bijsturen van de behandeling en het verbeteren van het behandelresultaat.