Reflecties op ‘instellingsfeiten’: de overwegingen van rechters over strafbare feiten gepleegd in de ggz
achtergrond Verschillende maatregelen stimuleren strafrechtelijke vervolging van geweld en agressie tegen hulpverleners in de psychiatrie. Gezien de mogelijke toename van (intramurale) incidenten in de ggz via de schakelbepaling in de Wet Forensische Zorg (wfz) beschouwen wij dit als een wenselijke ontwikkeling. In de praktijk bestaan spanningen tussen ggz en justitie over de vraag of de nadruk op zorg of straf moet liggen in de afhandeling van ‘instellingsfeiten’.
doel De overwegingen van rechters aangaande instellingsfeiten inzichtelijk maken, beschrijven welke obstakels strafoplegging naast een lopend zorgkader bemoeilijken en suggesties aandragen voor een optimale afstemming tussen straf en zorg.
methode Een kwalitatieve thematische analyse op basis van semigestructureerde interviews met acht rechters. De gespreksonderwerpen werden gebaseerd op vooraf verricht literatuuronderzoek en bespreking van casuïstiek.
resultaten De meerderheid van de rechters vond het berechten van (intramurale) incidenten problematisch, vanwege de moeilijk te bepalen schulduitsluitingsgrond, vraagtekens rondom recidivevermindering en de impact op het slachtoffer. Rechters wilden voorkómen dat straf leidt tot discontinuïteit van zorg, waardoor het psychiatrisch toestandsbeeld mogelijk kan verergeren. Het om zou rechters vollediger moeten informeren.
conclusie Straf kan een lopende (klinische) behandeling in de ggz ondersteunen. Met de komst van de ‘Bopz-brigades’ bij het om wordt de relevante informatie vanuit ggz, politie en om idealiter gebundeld aan rechters gepresenteerd via de strafeis, leidend tot een vonnis waarin straf en zorg elkaar optimaal aanvullen.