Sociaal isolement en ggz-gebruik bij patiënten met een ernstige psychische aandoening
achtergrond Hoe ernstiger een psychiatrische ziekte, des te belangrijker is sociale steun. Onderzoek toonde echter aan dat patiënten met een ernstige psychische aandoening (epa) een kleiner netwerk hebben dan een controlegroep uit de algemene bevolking.
doel Onderzoeken van de samenhang tussen netwerkgrootte en ervaren sociale steun enerzijds en zorgconsumptie anderzijds bij psychiatrische patiënten met en zonder epa.
methode Een groep van 252 patiënten die een crisisconsult kregen in Amsterdam, werd op basis van twee jaar observatie verdeeld in patiënten met en zonder epa. Woonsituatie, netwerkgrootte en ervaren sociale steun werden bepaald tijdens interviews. Aansluitend werd drie jaar ggz-gebruik gemeten. Met multivariate analyses werd bepaald welke variabelen de hoogte van ggz-gebruik voorspellen.
resultaten Gedurende drie follow-upjaar was er voor beide patiëntengroepen geen verandering in het gemiddeld niveau van zorgconsumptie. Voor alle patiënten gold dat naarmate het netwerk groter was, de ggz-consumptie afnam (or: 0,85; 95%-bi: 0,75-0,96). Patiënten met epa toonden in vergelijking met patiënten met een lichtere stoornis een ruim drie keer zo hoge zorgconsumptie (or: 3,76; 95%-bi: 2,13-6,63), gecorrigeerd voor de effecten van netwerkgrootte en woonsituatie.
conclusie Patiënten met een epa worstelen met symptomen en beperkingen die uit hun ziekte voortvloeien en leven doorgaans in omstandigheden die hun zelfredzaamheid ondermijnen. Ze hebben een beperkt sociaal netwerk, wonen vaak alleen, leven vaak van een uitkering en gebruiken aanzienlijk meer zorg dan patiënten met een lichtere stoornis. Hun psychiatrische zorgconsumptie lijkt stabiel over de jaren. Er zullen effectievere sociale interventies ontwikkeld moeten worden dan nu beschikbaar zijn om deze patiëntengroep meer zelfredzaam en minder zorgafhankelijk te maken.