De therapeut & Anna. Een inzichtgevende psychotherapie
De laatste jaren heeft hersenonderzoek en daarop gebaseerde behandelmethoden centraal gestaan in de psychiatrie. Maar in de praktijk van psychiaters is praten toch de belangrijkste manier waarop patiënten behandeld worden. En een groot aantal psychiaters is ook formeel psychotherapeut. Tegenwoordig staan kortdurende, cognitieve en op het gedrag gerichte interventies daarbij centraal. Maar nog niet eens zo lang geleden zetten de psychodynamische benaderingen, oorspronkelijk gebaseerd op het denkwerk van Freud, de toon.
In De therapeut & Anna doet Jaap Wijkstra een minutieus verslag van een langdurende inzichtgevende psychotherapie. Wijkstra werkte decennialang als psychiater en psychotherapeut en was onder andere opleider psychiatrie in een universitair medisch centrum. De casus die in dit boek centraal staat, is verzonnen, maar wel gebaseerd op zijn jarenlange ervaringen als psychotherapeut. Anna is een kunstenares, gestagneerd in haar persoonlijke ontwikkeling (haar vader is psychiater). Ze kan haar ‘echte zelf’ niet verbinden met haar ‘aangepaste zelf’. Twee jaar later, na 120 (!) sessies, is dat goeddeels gelukt.
Het is een helder geschreven boek dat in opleidingen een plaats verdient. Alle thema’s die een rol spelen bij psychotherapie (processen bij de cliënt en handelingen en overwegingen van de therapeut) komen op een natuurlijke wijze aan bod. Zoals de verwijzing, de kennismaking, en de zoektocht naar de achtergronden, de indicatie en de diagnose. Verder het optreden van suïcidale gedachten en een opname, overdracht en tegenoverdracht, verliefdheid en wat men maar kan verwachten in zo’n langdurende en uiteindelijk zeer ‘intieme’ behandeling. Achterin het boek vinden we een uitleg van de belangrijkste, technische begrippen.
Psychotherapie gaat over het veranderen van gewoonten in gedrag, denken en voelen. De cliënt doet dat zelf, de psychotherapeut schept daarvoor een context. Veranderen van gewoonten verloopt traag; het verbaast niet dat Anna’s behandeling zo lang duurt. In het echte leven is het niet anders. Het is wel de vraag of dit type behandelingen nog toekomst heeft nu snelle oplossingen de toon zetten. Het boek mist een reflectie op de inzichtgevende therapie en vergelijkingen met andere therapieën. De blik is intern gericht.
De casus maakt niet inzichtelijk of deze behandeling bij veel andere patiënten kans van slagen heeft. Intellectueel is het gesprek tussen Anna en de therapeut een hoogstandje: hockey voor de geest van twee hoogopgeleide mensen, waarbij Anna door het spel te spelen zich allengs ‘professionaliseert’. Het is heel knap, maar voor velen onbereikbaar.
J. van der Stel, onderzoeker, lector, Haarlem