Een psychotherapeutische praktijk in 7 premissen en 77 portretten
In dit boekje, nummer 26 alweer in de reeks Psychoanalytisch Actueel, ligt de nadruk op de klinische praktijk van de psychoanalyse. In het eerste deel worden zeven uitgangspunten geschetst voor deze praktijk, waarbij integratie de eerste en belangrijkste is: integratie van de intrapsychische krachten binnen de persoon, maar ook integratie van verschillende psychoanalytische en filosofische theorieën in de behandelpraktijk.
Daarna volgen 77 casusbesprekingen van patiënten, met depressies, verslavingen of (kortdurende) psychoses, vaak als resultante van de gestoorde ontwikkeling van de persoonlijkheid. De behandelingen zijn vaak deels (dag)klinisch, gecombineerd met ambulante therapieën.
Wat valt op in de casuïstiek? Vrijwel altijd is er sprake van ernstige trauma’s in de jeugd: verslaafde of afwezige vaders, onderdanige of juist dominante moeders, emotionele verwaarlozing, fysieke of seksuele mishandeling. Meestal lijken de ouders niet bij de behandeling betrokken te worden. Opmerkelijk is ook de lange duur van de behandeling, die expliciet gericht is op verandering van innerlijke structuren: 10 jaar of meer is geen uitzondering.
Soms wordt in de casuïstiek een theoretische uiteenzetting verweven, bijvoorbeeld over het oedipuscomplex, of wordt op de behandeltechniek ingegaan, bijvoorbeeld: wanneer kies je voor empathische spiegeling of juist voor een mentaliserenbevorderende benadering bij een patiënt met een narcistische persoonlijkheidsstoornis (casus 11).
Ook komen soms de processen in een (dag)klinische setting aan de orde: hoe sommige stafleden niet ongevoelig zijn voor de charmes van een patiënt met een narcistische persoonlijkheidsstoornis, of hoe het team gesplitst kan worden door een patiënt met heftige cluster B-trekken. Soms ontstaan er relaties tussen patiënten onderling; niet duidelijk wordt hoe de staf daarmee omgaat (behalve dat het ‘uiteraard niet toegestaan is’).
Uit het boek wordt duidelijk hoe belangrijk de gezinssituatie is voor het ontstaan van psychiatrische aandoeningen; preventie begint bij de vroege jeugd en de opvoeding. En als eenmaal een persoonlijkheidsstoornis is ontstaan, is een kort-durende symptoomgerichte benadering vaak onvoldoende.
Zoals gebruikelijk in deze reeks maakt de auteur ruim gebruik van citaten uit de wereldliteratuur, beeldspraken en aforismen en van humor (‘Don’t ask what you can do for your symptom, but what your symptom can do for you’, vrij naar Kennedy). Het is daarmee een prettig leesbaar boek, dat aan kracht gewonnen zou hebben als de casussen enigszins geordend waren naar thema: naar stoornis en therapeutische benadering; ook de conclusie van het boek ontbreekt. Als ‘stalenkaart’ van wat de psychoanalytische benadering allemaal in huis heeft, geeft het echter een mooi, gedegen en gevarieerd overzicht.
M. Thunnissen, vrijgevestigd psychiater, Bergen op Zoom