The neurobiology of PTSD. From brain to mind
Dit is een zeer leesbaar boek over behoorlijk fundamentele neurobiologische kennis over de posttraumatische stressstoornis (ptss). Het boek omvat drie delen met introducties door Israel Liberzon en Kerry Ressler. De redacteuren hebben een imposante auteurslijst weten samen te stellen uit het veld met voornamelijk Amerikaanse auteurs (o.a. Nemeroff, Milad) en enkele Europese (Heim, Schmidt). Elk hoofdstuk – hoe fundamenteel neurobiologisch ook – probeert op zijn minst verbinding te brengen met het klinische veld.
Deel I (191 pagina’s) gaat vooral (5 van 8 hoofdstukken) over onderliggende neurofysiologische processen van angstconditionering en extinctie. De eerste twee hoofdstukken behandelen behalve de amygdala, die centraal staat bij acute angstreacties, ook de bnst (bed nucleus striae terminalis, ofwel: ‘verlengde amygdala’), die geassocieerd is met onvoorspelbare stress en voortdurende angstreacties. De hoofdstukken 3-5 behandelen de rol van de hippocampus en de prefrontale cortex bij generalisatie van angstresponsen. Dat de hippocampus kleiner is bij mensen met ptss lijkt inmiddels een robuust gegeven. Dat zowel selectieve serotonineheropnameremmers (ssri’s) als lichamelijke inspanning neurogenese van de hippocampus stimuleren, is wellicht een geruststellende gedachte voor ons allen, zeker aangezien 80-90% van alle mensen ooit een ernstige traumatische gebeurtenis zal meemaken. De 3 overige hoofdstukken van deel I gaan over emotieregulatie, een relatief onderbelicht maar groeiend veld.
Deel II (158 pagina’s) geeft een mooi overzicht van recente neurobiologische bevindingen bij mensen met een ptss op het gebied van de gene-
tica, neuro-endocriene en immuunfactoren, psychofysiologie en imaging; een mooie basis voor verder onderzoek. Een belangrijke verschuiving bij de neurobiologische bevindingen bij ptss is dat deze steeds meer worden geïnterpreteerd als risicofactor voor het krijgen van een ptss en niet meer als schade door stress. Deel III, het kortste deel, gaat over behandeling en preventie van ptss.
Dit deel geeft een zeer optimistisch beeld van de neurobiologische ontdekkingen op het gebied van trauma en ptss en hoe die zullen leiden tot farmacologische preventieve en therapeutische interventies. Een beetje te optimistisch in mijn ogen. Experimentele onderzoeken over de cognitieve ‘enhancers’ (additie bij psychotherapie) worden neergezet als al bewezen interventies.
Pas in hoofdstuk 16 (deel III) gaat het over psychotherapie, de behandeling met de sterkste wetenschappelijke onderbouwing bij ptss. Met enige opluchting hier aangeland te zijn, vond ik het grappig dat het hoofdstuk start met: ‘Therapy at its core is based on learning and learning at its core is biological’. Gelukkig nuanceert de rest van het hoofdstuk deze stelling, maar het boek kan hierin zijn (sub)titel (Van brein naar geest) helaas niet geheel waarmaken.
K. Thomaes, psychiater, Amsterdam