Verward in Nederland. Hoe we omgaan met mensen met psychische stoornissen
De vraag stellen is haar beantwoorden. En dat is precies wat Bauke Koekkoek doet. Hij stelt 61 ‘goede, lastige en onmogelijke vragen’ en beantwoordt deze stuk voor stuk. Vragen die door leken op een verjaardagsfeestje aan een professional in de geestelijke gezondheidszorg gesteld kunnen worden. Of door patiënten, collega’s en stagiaires.
De gehanteerde structuur voorkomt dat de lezer er zelf verward van wordt. Koekkoek behandelt elke vraag als ware het een critically appraised topic (cat). En beantwoordt deze middels de methodiek zoals die ook wel door de Argumentenfabriek gebruikt wordt: definities, vraagverheldering, argumenten voor en tegen en een conclusie aan het eind. Data uit de internationale literatuur zijn vertaald naar de Nederlandse situatie.
Vignetten illustreren de vragen. Vignetten die overigens vaak afkomstig zijn uit de crisisdienstpraktijk waarin de auteur als verpleegkundig specialist werkzaam is. Hij is tevens aangesteld als lector, aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Cijfers in grafieken en tabellen ondersteunen de antwoorden, die steeds kort geformuleerd in samenvattende conclusies staan. Ook geeft Koekkoek steeds aan hoe solide het antwoord op elke vraag is, zoals ook wel in richtlijnen gebeurt. Hier en daar worden de gevonden antwoorden verwerkt in fraaie infographics, handig voor de minder tekstueel ingestelde lezer.
De behandelde vragen zijn alle afzonderlijk te lezen en het zijn niet de minst belangrijke in ggz-land: Waarom zijn er zoveel wachtlijsten? Zijn psychiatrische patiënten gevaarlijk? Hoe nemen professionals beslissingen in risicovolle situaties? Waarom wordt de ggz steeds duurder? Waarom neem het aantal suïcides toe?
Verwardheid is in de titel genoemd. Een hoofdvraag in dit boek is dan ook of de toename van het aantal personen met verward gedrag op straat veroorzaakt wordt door de beddenreductie. In 2016 is dat aantal volgens de politie weer verder gestegen, tot ongeveer 75.000 gevallen. Per politieregio is dat een stijging van 4-28% in het laatste jaar. Het antwoord van Koekkoek is dat de toename niet door de beddenafname komt. Hij bouwt dat antwoord onder meer op door de Amsterdamse cijfers met de Rotterdamse te vergelijken. Het is de vraag of de verschillende aanpak van potentiële crisisgevallen in die steden een vergelijking wel goed mogelijk maakt. Ook betoogt Koekkoek dat niet alle personen met verward gedrag verward zijn. En dat het functioneren van andere voorzieningen zoals de verslavingszorg ook een rol speelt bij de toename.
Dat zijn natuurlijk relevante nuanceringen. Dus het komt volgens de auteur niet alleen door de ggz. Beddenreductie op zichzelf hoeft inderdaad ook niet voor meer personen met verward gedrag te zorgen. Dat heeft ook en misschien vooral te maken met het al dan niet uitbreiden van de intensieve ambulante zorg, zoals intensive home treatment. In een volgende druk kan Koekkoek daar wellicht cijfers van meenemen.
Het format van dit boek is bijzonder origineel, de vragen zijn relevant, de antwoorden zijn interessant, voor eenieder die werkt in de geestelijke gezondheidszorg. En voor geïnteresseerde leken, zoals journalisten en bezoekers van verjaardagsfeestjes.
V. Beerthuis, psychiater, Amsterdam