Conversiestoornis: van DSM-IV naar DSM-5 of van psychiatrische naar neurologische diagnose
achtergrond De diagnostische criteria van de dsm-iv voor het vaststellen van een conversiestoornis vereisten een relatie in de tijd tussen psychologische factoren en het begin, of de verergering, van de symptomen. Dit criterium is niet meer vereist in de dsm-5. Een ander criterium, de symptomen zijn niet bewust tot stand gekomen, is ook verlaten. Een nieuwe aanbeveling is om te zoeken naar neurologische symptomen die de diagnose steunen.
doel Nagaan of er onderzoeken zijn die de veranderingen van de criteria steunen.
methode Literatuuronderzoek in PubMed.
resultaten Trauma of stress bij het begin van de symptomen is van fysieke, niet psychologische, aard bij 37%. Verschillende vormen van stress werden in gelijke percentages gevonden (20%) bij patiënten met of zonder conversiestoornis. Er zijn geen specifieke stressvolle factoren, behalve mogelijk bij patiënten met dysfonie. De percentages van kindermisbruik variëren van 0-85%. Het karakteristieke verschijnsel ‘la belle indifference’ komt slechts voor bij 3% en bij 2% van een controlegroep. De meeste ‘positieve’ klinische tests voor paresen, sensorische stoornissen en loopstoornissen zijn zeer specifiek. Er zijn geen betrouwbare tests voor het onderscheid tussen een conversiestoornis en simulatie.
conclusie De veranderingen van de criteria worden ondersteund door onderzoek.