The Oxford handbook of clinical geropsychology
Gerontopsychologie is een groeiende discipline, waaraan inmiddels vele onderzoeksgroepen over de gehele wereld werken. Het is dan ook verbazingwekkend dat een internationaal handboek over klinische gerontopsychologie nu pas het licht ziet. Het is een omvangrijk handboek geworden, waaraan maar liefst 105 auteurs hebben meegewerkt. Het boek is ingedeeld in vijf delen: een algemene introductie (deel 1), diagnostiek (deel 2), psychopathologie (deel 3), behandeling (deel 4) en tot slot een bespiegeling over toekomstperspectieven in deel 5.
Het boek opent sterk door de klassieke ontwikkelingen binnen de gerontopsychologie - gericht op pathologische veroudering en psychiatrische ziekten - te integreren met moderne inzichten over succesvol ouder worden, waaronder leervermogen en veerkracht van ouderen. Daarnaast is het boek zeker niet alleen geschikt voor psychologen; juist het multidisciplinaire karakter van de ouderenzorg komt goed naar voren. Zo wordt in deel 2 (diagnostiek) expliciet aandacht besteed aan de functionele gevolgen van cognitieve achteruitgang en psychologische aspecten in de langdurende zorg. In deel 3, hiervoor door mij ‘vereenvoudigd’ vertaald met ‘psychopathologie’, is naast een hoofdstuk over depressie, ook een hoofdstuk gewijd aan lichamelijke comorbiditeit bij de ouderdomsdepressie. Tot slot bespreekt men in deel 4 (behandeling) bijvoorbeeld de combinatie van medicatie en psychotherapie in een apart hoofdstuk, evenals pijn en pijnbehandeling.
Er is ook enige kritiek mogelijk, die vermoedelijk terug te voeren is op het spanningsveld om enerzijds de gerontopsychologie in haar volle omvang voor het voetlicht te brengen en anderzijds op de potentieel beschikbare auteurs voor de verschillende onderwerpen. Dit maakt dat sommige hoofdstukken hier en daar wat overlappen, soms enigszins gekunsteld zijn ondergebracht in een van de vijf delen doordat meerdere aspecten aan bod komen en tot slot dat enkele niches soms wat veel aandacht krijgen. Bijvoorbeeld het hoofdstuk over pijn is ondergebracht onder de interventies, terwijl dit omvangrijke hoofdstuk een groot deel wijdt aan conceptualisatie van pijn bij ouderen en diagnostiek. Zo kan men zich ook afvragen waarom veroudering van homoseksuele mensen onder het kopje ‘interventies’ staat en waarom dit niet als een klein deelgebied van veroudering in het algemene deel is geplaatst.
Echter, gezien het belang van het veld en de terechte ambitie van de redacteuren om meteen een omvangrijk handboek te produceren, wil ik ze dit niet te streng aanrekenen. Het is een probleem dat veel voorkomt als men een dergelijk groot project aangaat, zonder de aanwezigheid van eerdere drukken. Kortom, in zijn geheel genomen een belangrijk boek dat zeker niet mag ontbreken in de boekenkast van professionals in de ouderenzorg.
R. Oude Voshaar