Veertig jaar psychiatrie. Een dynamisch doolhof
‘There is no theory of psychiatry without a knowledge of the history’, zo citeert de auteur in zijn inleiding Ellenberger. Het is een gewaagde opgave om de zoveelste psychiater te zijn die op zijn oude dag een egodocument schrijft. Pols, gepokt en gemazeld als psychiater, opleider en leertherapeut, vat in dit boek zijn veelzijdige loopbaan vanaf het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw samen. Hij illustreert zijn twaalf hoofdstukken met citaten die stimuleren tot nadenken. Ook gebruikt
hij talloze noten, een leuk extraatje voor de ijverige lezer die zich daarmee nog verder kan verdiepen in de achtergronden van de psychiatrie.
Het doel van Pols is om de lezer inzicht te geven in de vele en razendsnelle ontwikkelingen die het vakgebied de afgelopen 40 jaar heeft doorgemaakt. Pols suggereert dat deze kennis onontbeerlijk is om als psychiater een geloofwaardige visie op de actualiteit te kunnen vormen.
Veertig jaar psychiatrie is op het eerste oog een beetje saai en weinig origineel. Een geschiedkundige beschouwing van een gepensioneerde die vergeeld jargon gebruikt, zoals ‘Sociaal Psychiatrische Diensten (spd’s)’, ‘involutiedepressie’ en ‘opnamepaviljoens’.
Het boek leest dankzij de schrijfstijl toch verrassend makkelijk weg en de treffende woorden aan het begin van het boek blijven in mijn achterhoofd rondspoken. Want hoeveel weet ik nou precies over het verleden van de psychiatrie? Naarmate de lezer in het boek vordert, beginnen de woorden van Pols steeds meer tot leven te komen. Bijvoorbeeld als hij als vertegenwoordiger van de ‘cliëntgerichte therapie’, waar hij overigens helaas weinig aandacht aan besteedt, toejuicht dat insulinecomabehandelingen voor schizofrenie en prefrontale lobotomie plaatsmaken voor de therapeutische relatie.
Als later de verwetenschappelijking buiten haar oevers treedt, begint het vuur in Pols te ontvlammen: veelbelovende, vooral neurobiologische, onderzoeksresultaten leveren geen enkele praktisch bruikbare nieuwe therapie op. Door competitie, publicatiedrang en felbegeerde volgelingen begrijpen wetenschappers en behandelaren elkaar nauwelijks meer.
Het boek raakt aan een aanklacht tegen de psychiater die zijn of haar blik vooruit richt en daarbij het verleden in het verdomhoekje stopt. Dat deed ik ook, maar door dit boek ben ik gaan beseffen dat ik het verleden nodig heb om de toekomst te schrijven. Voelt u zich ook aangesproken? Dan kan ik dit boek vooral aan díe psychiaters aanbevelen die hun visie op de psychiatrie willen aanscherpen. Maar ook de oudere garde kan zich nog eens verwonderen over de onstuimige tijd waar hij of zij ook deelgenoot van is geweest.
R. van Grieken