(Hersen)werk in uitvoering. 27 toppsychologen praten over hun bijzondere breinonderzoek
27 Nederlandstalige toppsychologen praten over hun bijzondere breinonderzoek, zo belooft de kaft. Dat nodigt uit. De auteur heeft uit interviews met deze psychologen een vlot lezende doorlopende tekst gemaakt, waarbij 27 verschillende onderzoeksvelden de revue passeren. Bij ieder hoofdstuk leren we de psycholoog nader kennen in 3 of 4 portretfoto’s. Verder gaat het echter uitsluitend over de inhoud van hun onderzoek.
Dit boek toont dat het onderzoek in het Nederlandstalige gebied internationale trends weerspiegelt én hier een actieve bijdrage aan geeft. Het wordt ook duidelijk dat de ontwikkeling van ons vak baat heeft bij de interdisciplinaire samenwerking tussen psychiatrie, psychologie en neurobiologie. Soms haalt Nederlands onderzoek daarbij de wereldpers, zoals gebeurde bij het onderzoek van Merel Kindt die toonde dat het mogelijk is angstherinneringen te beteugelen en de geleerde angstreacties volledig terug te dringen.
Een belangrijke vraag bij het lezen was voor mij in hoeverre de onderzoeksresultaten ook bijdragen aan betere behandeling. Daar zijn zeker voorbeelden van. Ik doe een willekeurige greep. Onderzoek van Schutter toont dat transcraniële magnetische stimulatie (tms) een effectieve behandeling van depressie is. De snel toegenomen kennis over automatische onbewuste processen, die onder andere een belangrijke rol spelen bij verslaving, wordt al vertaald naar computertrainingen die helpen deze automatismen te doorbreken, zo blijkt uit het werk van Reinout Wiers. Bij de kinderpsychologie zien wij in het werk van Jolles al een eerste aanzet om het verbreinen te verwerken in innovatieve leerprograma’s.
Toch dient ook nuchter vastgesteld te worden met Paul Emmelkamp dat de enorme voortgang in de kennis over het brein niet heeft geleid tot een even indrukwekkende vooruitgang in de behandeling.
Ik miste het baanbrekende werk van Mark van der Gaag op het gebied van psychotische stoornissen, een domein waar (top)psychologen vóór hem vaak grote afstand van hebben gehouden, maar dat nu terecht toenemend in de belangstelling staat, zoals bijvoorbeeld bij Aleman die wel in het boek voorkomt.
Het boek lezend, raakte ik onder de indruk van de veelheid aan baanbrekend onderzoek dat er gebeurt, hetgeen doet verwachten dat er in de komende decennia, naast pillen en praten, meer en meer nieuwe interventies gaan komen, waarbij leren en trainen een belangrijke plek zullen krijgen in het arsenaal. Ik kreeg ook de indruk dat de psychologen in dit tijdsgewricht meer baanbrekend werk verrichten dan psychiater-onderzoekers. Maar wellicht neemt iemand het op een vergelijkbaar boek over 27 Nederlandstalige toppsychiaters te schrijven om mijn ongelijk te bewijzen.
R. Keet