Psychoanalysis in the technoculture era
‘De psychoanalyticus riskeert een analoge wekker te zijn in een digitaal tijdperk’, stelt Bonaminio. Dit boek bundelt 7 uiteenlopende bijdragen van klassiek georiënteerde psychoanalytici over de impact van de technocultuur op het therapeutisch bedrijf.
Volgens Fonagy focust cyberspace zich op drie noties van de menselijke drift: seksualiteit en agressie (meer bepaald: internetpornografie en cyberpesten), verbinding en afstemming (onder andere Facebook, Tumblr, Twitter) en communicatiedrang. Cyberspace speelt in op de praatzieke medemens, manipuleert informatie en verwordt zo tot Big Brother. Wat zijn de gevolgen voor de cultuuroverdracht en het menselijk project?
Kan psychoanalyse via digitale media? Sabbadini schetst de moeilijkheden van Skype-analyse: stiltes vallen zwaarder, de therapeut is actiever, werken op intrapsychische conflicten is complexer. Toch nuanceert hij: ‘Psychoanalysis is primarily the encounter with an understanding mind in whatever setting.’ Ook Scharff ziet voordelen: men kan zich beter concentreren op het woord en er is minder afleiding. Het affectbeladen spreken is gelijkwaardig aan een ontmoeting in levende lijve. Toch plaatst hij ook kanttekeningen: ‘it fails in the task of containing projective identifications’ – ‘regression can be really palpable, and sometimes […] scary’.
Wanneer men vervolgens inzoomt op de mens in cyberspace, laten sommige auteurs zich verleiden tot cultuurpessimisme (iedereen ‘borderline’, de teloorgang van cathexis, ‘new generations are at risk of hedonism’). Anderen zijn meer genuanceerd. Volgens hen valt de psychisch kwetsbare mens eerder ten prooi aan het tomeloze internet: ‘the omnipotence it promotes can be intoxicating for some, in this respect it is not dissimilar to taking drugs.’ Eenzame, verlegen, depressieve jongeren blijken veelgebruikers. Internet is een uiterst toegankelijke verslaving, daar het fungeert als een groot projectiescherm, waarin je kan vluchten en verdwijnen. Het is ook een podium waar je het trauma kunt uitleven en de intimiteit van het directe contact vermijdt. Cyberspace is een katalysator voor de psyche, waarbij fragiele personen zichzelf verliezen in een imaginair ideaal-ik (lees: avatar).
Elke bijdrage staat op zich en het begrip ‘technocultuur’ waaiert breed uit. Dit levert interessante werkterreinen en mooie casuïstiek op. De door Fonagy beloofde cultuuranalyse blijft echter achterwege. Ook zijn het wat veel onderwerpen voor één boek. Telefoonanalyse of de relatie tussen mens en cyberspace kan men beter behandelen als een afzonderlijk onderwerp. Dit boek heeft de ambitie een modern, hedendaags perspectief aan te reiken. De achtergrond van de auteurs maakt het toch vooral een werk ‘van en voor’ traditionele psychoanalytici.
K. Plasmans