Problematic and risk behaviours in psychosis. A shared formulation approach
Er zijn verschillende redenen waarom klassieke cognitieve gedragstherapie ( cgt ) tekortschiet bij de behandeling van psychotische stoornissen. Ten eerste zijn het vaak de gedragsproblemen en niet zo zeer de symptomen die maatschappelijke participatie belemmeren. Ten tweede past de behandelcontext van psychotische stoornissen in een multidisciplinair team niet goed bij de veelal unidisciplinaire benadering van cgt .
Het boek van Meaden en Hacker is daarom een belangrijke aanvulling op de bestaande literatuur. Met veel kennis van de context van psychologische interventies bij psychose en de behandelpraktijk van multidisciplinaire teams zorgen de auteurs voor een aanpak die direct toepasbaar is in de weerbarstige praktijk van behandelafdelingen en fact -teams.
Fascinerend en herkenbaar is het bijvoorbeeld om te lezen dat het abc van de cognitieve therapie ( activating event, belief en consequence ), ook toepasbaar is op het denken en handelen van een team en de interactie met de patiënt. Het probleemgedrag van een patiënt (A), wordt geïnterpreteerd door het team (B) en deze interpretatie leidt tot een emotioneel gevolg (C-emotie, bijvoorbeeld boosheid) en een respons die daarbij aansluit (C-gedrag, bijvoorbeeld een sanctie). Deze respons wordt weer een A voor de patiënt, die in de reactie een bevestiging ziet van zijn of haar paranoïde gedachten, enzovoorts.
Het wordt duidelijk dat dit soort cirkels niet door een individuele behandelaar is op te lossen. De auteurs bepleiten daarom een heldere gedeelde formulering van het probleem, zoals in de titel genoemd. Het gaat niet enkel om een gedeelde formulering met de patiënt, maar ook met het hele team. Dat is de basis voor een echt probleemgeoriënteerd behandelplan, met duidelijke korte- en langetermijndoelen die maatschappelijke participatie bevorderen en niet alleen de symptomen doen verminderen.
De materie wordt geïllustreerd met goed gekozen vignetten van patiënten, verspreid door het hele boek. Hoofdstukken worden bondig samengevat en de auteurs hebben een fraaie eenheid van stijl en een goede opbouw van het boek.
Kritiek is er ook: de auteurs, beiden psycholoog, hebben een eenzijdige visie op het medische model. Hoewel ze een multidisciplinaire aanpak bepleiten, tonen zij bijzonder weinig interesse voor de rol van medicatie. Hier worden in het hele boek slechts enkele alinea’s aan gewijd en dan nog met feitelijke onjuistheden, zoals de vaststelling dat de tweede generatie antipsychotica een beter effect heeft op cognitieve defecten. Daarnaast is er een eenzijdige aandacht voor problemen en niet voor krachten en talenten. In die zin is de aanpak van Meaden en Hacker nog onvoldoende herstelgericht.
R. Keet