Spreken, zwijgen, … schrijven. Psychoanalyse en taal. In de reeks: Psychoanalyse en cultuur
Dit boek is het resultaat van een studiedag te Rotterdam ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van de Stichting voor Psychoanalyse en Cultuur. Deze stichting wil psychoanalytici en geïnteresseerde cultuurwetenschappers met elkaar in contact brengen.
Het boek bevat negen essays. De auteurs onderzoeken de relatie tussen spreken, zwijgen en schrijven. Verstraten opent met filmhistorische beschouwingen, vertrekkend vanuit de stomme film. Vervolgens wijst Scheffer op een verlies van nuancering en van betekenis in het patiëntdiscours, waarbij de psychoanalyticus fungeert als ‘vertaler’. Twee bijdragen (Stroeken en Houppermans) handelen over Freud. Deze hanteert eerder een literair schrijven dan een strikt wetenschappelijke taal. Freuds literaire voorkeur gaat naar boeken die een geheim blootleggen dat verwijst naar het onbewuste. Freud blijkt gefascineerd door de mogelijkheid van taal om zowel te verbergen als te onthullen.
Grunberg onderzoekt de betekenis van stilte (en lawaai) in relatie tot extase (begeerte, sadomasochisme, fascisme of doodsdrift). Het inzetten van taal kan aan extase een einde maken. Verstraten bespreekt Rachels rokje van Charlotte Mutsaers. In deze roman wordt met taal geëxperimenteerd, onder andere gebruikmakend van condensaties en verschuivingen. Taal is overladen en bepaalt onze vooroordelen.
Nadien volgt een aantal lacaniaans geïnspireerde bijdragen (Schokker, De Kesel en Giesbers). De genezing die de psychoanalyse belooft, is geen andere dan die van de kuur zelf, namelijk dat het subject een punt bereikt dat zijn spreken geen antwoord meer verwacht. De taak van de analyticus is om het proces van de analysant zo te kanaliseren dat deze zich niet als het antwoord op een tekort van de ander gespiegeld ziet, maar zich als verlangend subject terugvindt. Tot slot bespreekt Nordholt getuigenissen van onderduikkinderen. Het trauma baant zich ondanks de taal een weg in de taal en zoekt een literaire vorm waarin spreken en zwijgen beide tot hun recht komen.
Ik zocht vergeefs naar de personalia van de auteurs. Dit komt de toegankelijkheid voor een breder publiek zeker niet ten goede. Inhoudelijk kan het boek de theoretisch psychoanalytisch geschoolde psychiater mogelijk nog bekoren. De pragmatisch ingestelde psychiater zal echter vruchteloos zoeken naar enig verband met psychiatrische stoornissen of de therapeutische praktijk. Ook het belang van literair schrijven als vorm van zelfanalyse komt nauwelijks aan bod. Dit is verwonderlijk aangezien verscheidene auteurs vaststellen dat psychoanalyse haar maatschappelijk draagvlak dreigt te verliezen. Ik mis eveneens coherentie tussen de verschillende essays, of anders gezegd: zoals Rachels rokje plooit ook dit boek alle kanten op.
Patrick de Raedemaeker