A Mental Healthcare Model for Mass Trauma Survivors: Control-Focused Behavioral Treatment of Earthquake, War and Torture Trauma
In a mental healthcare model for mass trauma survivors geven Metin Başoğlu en Ebru Şalcioğlu rekenschap van ruim dertig jaar onderzoek naar de psychologische gevolgen van marteling, oorlog en aardbevingen. En passant rekenen zij af met een aantal gebruikelijke vooronderstellingen die leven in de ‘traumawereld’, bijvoorbeeld dat mensen gemakkelijker herstellen van een natuurramp dan van oorlog of marteling. Hun data tonen overtuigend aan dat in de effecten het ene trauma in wezen niet onderdoet voor het andere.
Niet alleen passeert hun wetenschappelijke werk, voor het overgrote deel gebaseerd op goede gerandomiseerde trials met honderden en in het geval van de aardbevingsslachtoffers duizenden casussen, uitgebreid de revue, de auteurs presenteren ook een model voor posttraumatische stressstoornis (ptss) dat hartverwarmend eenvoudig is. Bovendien illustreren zij de waarde van dit model met klinisch relevant onderzoek naar de behandeling van getroffenen, waarbij zij laten zien dat hun behandelingsstrategie ook op grote schaal toepasbaar is.
Hun model is stevig verankerd in de leertheorie, maar in plaats van zich te concentreren op blootstelling aan traumatische herinneringen met het doel angst te laten verminderen, richten de auteurs zich op het tolereren van angst en het leren controleren van stressoren. Daarmee gaan zij stappen verder dan de gevestigde habituatietheorieën, zoals wij die kennen uit de gedragstherapeutische literatuur. Hun model is verrassend en past goed in een wereld die veel onzekerheid kent en blijft kennen. In zijn vroegere artikelen liet Başoğlu al zien dat het goed mogelijk was slachtoffers van marteling te behandelen voor hun angstklachten, terwijl de kans om opnieuw gearresteerd te worden nog steeds aanwezig was. Dat is ook het geval met aardbevingsslachtoffers of asielzoekers. De rationale dat ‘je je leven kunt verpesten door toe te geven aan de angst en alles te vermijden of dat je kunt kiezen om met de angst om te gaan’ is mijns inziens sterk en reëel.
De auteurs tonen zich voorts gedragstherapeuten van de oude stempel: cognities spelen in hun behandeling geen rol; ze zijn secundair aan het trauma en niet de veroorzakers van de problemen, althans, daar is geen evidence voor. En als we hun gegevens bestuderen, dan hebben zij vermoedelijk gelijk. Hun behandeling is gebaseerd op praktische oefeningen met een aanmoedigende therapeut, die de verantwoordelijkheid bij de getroffene legt. In wezen een klassieke vorm van behandeling, maar het mooie is dat zij laten zien dat zij succes boeken met slechts één sessie en zelfs met alleen een handleiding hoe het zelf toe te passen. Daarmee is hun behandeling bijzonder kosteneffectief, goedkoper dan welke therapie, inclusief eye movement desensitization en reprocessing (emdr), dan ook. De protocollen staan trouwens in het boek en zijn vrij te gebruiken.
Mogelijk zal niet iedereen er baat bij hebben. Een casus illustreert het. Het gaat om een 18-jarige asielzoeker, die al een half jaar intensief behandeld is, ook met farmacotherapie. Deze man had geen baat bij een behandeling van één sessie, maar een wat langere behandeling was wel succesvol. In 8 sessies lukt het om deze man met control-focused therapy op de been te krijgen, waarbij de medicatie tevens wordt uitgeslopen en zijn depressie opklaart.
De overige kritische kanttekeningen, die mijns inziens hout snijden, kan ik niet allemaal hier behandelen. De lezer moet die zelf tot zich nemen. Voor therapeuten die ptss behandelen is dit boek wat mij betreft verplichte kost.
J.E. Hovens