Manie op latere leeftijd: bipolaire stoornis als diagnose per exclusionem
achtergrond Bij een manie op latere leeftijd kan er sprake zijn van een (al dan niet laat ontstane) bipolaire stoornis of een stemmingsstoornis ten gevolge van een somatische aandoening, de zogenaamde ‘secundaire manie’. Gerichte diagnostiek is nodig om hiertussen te differentiëren.
doel Bespreking van voorkomen, presentatie, diagnostische overwegingen en behandelopties bij een manie op latere leeftijd.
methode Systematisch literatuuronderzoek met behulp van PubMed en de Cochrane Library, handboeken, Nederlandse richtlijnen en referenties.
resultaten Incidentie en prevalentie van een manie op latere leeftijd zijn nog weinig onderzocht. Bij de differentiaaldiagnostiek van een manie op latere leeftijd moet naast een bipolaire stoornis, geagiteerde depressie of psychose bij ouderen ook gedacht worden aan een delier, dementie of een secundaire manie. Diverse neurologische, systemische en farmacologische oorzaken zijn als oorzaak van een manie beschreven. Somatische screening inclusief beeldvorming van de hersenen wordt aangeraden. Voor symptomatische behandeling zijn lithium en antipsychotica de middelen van eerste keus, zowel voor een manie in het kader van een bipolaire stoornis als voor een secundaire manie.
conclusie Er is weinig onderzoek gedaan naar het voorkomen van manie op latere leeftijd. Bij ouderen heeft het aantonen of uitsluiten van organiciteit (secundaire manie, dementie, delier) een belangrijke plaats. Symptomatische behandeling is, met enkele kanttekeningen, gelijk aan die van jongere volwassenen. Onderhoudsbehandeling is bij secundaire manie niet altijd nodig, maar moet wel overwogen worden als er risicofactoren voor een bipolaire stoornis aanwezig zijn.